30 november 2004
engelentijd
Om de een of andere reden spookt het ‘gegeven’ engelen door
mijn hoofd, de jongste dagen. (Ik schreef bijna het foute ‘de laatste dagen’,
en schrok van de connotatie die ontstaat in de combinatie van dat ‘laatste
dagen’ met ‘engelen’ – maar goed…) Ik zie met mijn geestesoog, steeds opnieuw,
die beklijvende zwart-witbeelden uit Wim Wenders’ Der Himmel über Berlin. Natuurlijk houd ik niet zo van dat
halfzachte, pseudometafysische en typisch postmoderne gedweep met engelen,
maar wel geef ik grif toe dat Wenders, in 1987, de nagel op de kop sloeg: dit
is een tijd voor engelen. Geen engelachtige tijd, maar een engelentijd.
Ik zou er graag een zijn, ben ik soms in een moment van
onbedachtzaamheid geneigd te stellen – maar bij nader inzien toch maar beter
niet. Want engelen lijken mij, welbeschouwd, nog eenzamer dan de mensen die ze
begeleiden en met zéér zachte dwang leiden, bijvoorbeeld in Der Himmel über Berlin. God is
dood, immers, en waar anders moeten die engelen nu nog gezelschap zoeken dan
bij de mensen, die ze misschien niet eens graag zien?
Ze bestaan niet, ik weet het wel, maar wat wél bestaat is de
gedachte dat je ze net zo goed bestaan kunt toedichten. Ik zit hier deze
woorden in te tikken en ik weet wel zeker dat op mijn schouder een engel zit
die leest wat ik schrijf: kan een gedachte troostvoller zijn?
Ik moest er natuurlijk ook aan denken toen ik een paar dagen
geleden een aflevering zag van het magistrale Amerikaanse feuilleton Angels in America. Emma Thompson – zij
is de engel, wij bepalen soms al te kortzichtig en bevooroordeeld in gedachten
hun geslacht – komt, gevleugeld en wel, het aan aids lijdende en stervende
hoofdpersonage met een missie opzadelen. De enscenering – met donder en bliksem
en instortende plafonds – is zo hilarisch, de dialogen zo van de pot gerukt en
de gebeurtenissen zo extatisch en overdreven (het komt zelfs tot een, hoe moet
je het in dit geval zeggen?, geslachtsgemeenschap tussen vrouwelijke engel en
mannelijke, homoseksuele mens), dat die hele scène van de weeromstuit weer op
de een of andere manier op zijn poten valt en een verbazingwekkend grote
overtuigingskracht krijgt. Kijk, zo’n engel heeft, vind ik, in elk geval bestaansrecht.
Een die, in tegenstelling tot de Wenders-engelen, die met zéér zachte dwang
leiden (die mogen er ook zijn), eens stevig de boel door elkaar komt schudden…
Wat er ook van zij, ik vind het wel prettig om zo wat uit de
losse pols te filosoferen over engelen. Zonder mij het hoofd te moeten breken
over hoeveel van hen er op een speldenkop passen. Ze bestaan niet, maar ik laat
ze graag bestaan.