mijn woordenboek (45)
AANSTREPEN
Wat een vreemde gewoonte om in een boek woorden en zinnen en
soms zelfs hele passages aan te strepen? (Waarom eigenlijk mag dat alleen met
potlood?) Het is een vreemde gewoonte, als u dat maar weet! Want, wat is het
nut ervan. Talloos zijn de boeken, één keer gelezen en maar één keer gelezen
zullende blijven, die hier in dit huis van die aanstrepingen bevatten. Maar
evengoed als de gedrukte letters, woorden, zinnen, hoofdstukken, verhalen en
theorieën erin gedoemd zijn dode letter te blijven omdat ze zelden nog het
licht zien, zo komen ook die aanstrepingen niet tot leven. Een mens vraagt zich
daarom af waarom hij het doet.
Je doet het niet voor jezelf. Of toch maar ten dele. De kans
dat je een boek herleest of zelfs maar opnieuw ter hand neemt is al bij al vrij
gering. (Het zou zo niet mogen zijn, maar het is zo.) Je zou je beter de moeite
van het aanstrepen besparen. (En bovendien zou je de toch al geringe waarde van
die boeken niet nog meer naar beneden halen.) Toch doe je het. Waarom? Voor
wie? Zou het kunnen dat er voor een soort van meelezer wordt aangestreept? Zou
het kunnen dat in de daad van het aanstrepen een aanspreking verscholen zit?
'Kijk, wat ik heb aangestreept': die gedachte speelt altijd mee. Elke lezer is
altijd in die mate een beetje ijdel dat hij denkt dat er over zijn schouder een
imaginaire exegeet meeleest, die aan de hand van een beoordeling van de
waarderende handeling van het aanstrepen die lezer in een ooit te schrijven
imaginaire biografie op de imaginaire hoogte zal plaatsen die de aanstrepende
lezer zichzelf altijd heeft toegedicht. De aanstreping is een in het ijle van
stoffige bibliotheken gerichte schreeuw om aandacht. 'Zie wat ik belangrijk vind
en hoe belangrijk ik derhalve zelf ben!'
Denk aan wat je doet als je een boek uitleent waarin je hebt
aangestreept.
11 december 2004