vrijdag 16 juni 2017

de lente van 2017 – 11



Een paar dagen geleden kwam de Vlaamse minister van Mobiliteit Ben Weyts (N-VA) in het nieuws omdat een journalist in het handboek ‘Vergevingsgezinde wegen’ van het Agentschap Wegen en Verkeer over het punt betreffende de aanplant van bomen langs de weg was gestruikeld. U leest het goed: ‘vergevingsgezinde wegen’ – ik had daar nog nooit van gehoord. De idee achter deze toch wel enigszins antropomorfiserende omschrijving is dat de gebruikers van die wegen, mensen dus (en niet het overstekend wild of padden in de paartijd of de bomen langs de weg), fouten kunnen maken, en dat de infrastructuur van dien aard moet zijn dat die fout nog kan worden rechtgezet. Het gaat in het handboek dus over vangrails, vluchtstroken, afgeschermde obstakels, enzovoort. Ik vind dat allemaal prima, maar zou het toch op ‘veilige wegen’ houden. Maar goed, ik ben een muggenzifter.

In hoofdstuk 4, ‘Obstakels’, gaat het onder meer over bomen. Bomen zijn in de visie van de opstellers van het handboek ‘Vergevingsgezinde wegen’ obstakels. En obstakels zijn, zoals ieders mentale woordenboek leert, hindernissen, dingen die het bereiken van een doel in de weg staan. In dit geval gaat het om obstakels die niet op maar naast de weg staan. Je moet dus eerst van die weg áf om er tegenaan te botsen.

Wat zegt het handboek ‘Vergevingsgezinde wegen’ over bomen? Onder meer dit: ‘Bomen met een diameter kleiner dan 10cm (omtrek kleiner dan 31,5cm) worden als voldoende botsvriendelijk beschouwd.’ Op het Agentschap Wegen en Verkeer hebben ze toch wel de neiging om de dingen te animeren. Niet alleen kunnen wegen vergeven, bomen kunnen ook vriendelijk zijn. Bótsvriendelijk zelfs. Uiteraard ben ik niet onnozel en besef ik wel dat hier wordt bedoeld dat een boom botsvriendelijk is wanneer hij niet tot fysieke schade, of dan toch zo min mogelijk, aanleiding geeft als je er tegenaan knalt. Dus wel degelijk in die richting: jij knalt tegen de boom aan, het is niet omgekeerd.

‘U trekt het op flessen!’, hoor ik al. Enfin, ik hóór dat niet – ik bedoel: hier zit niet iemand achter mij die de woorden ‘u trekt het op flessen’ (in die volgorde) uitspreekt. Zo letterlijk moet het allemaal niet genomen worden. Maar ik onthoud toch: ‘vergevingsgezind’, ‘botsvriendelijk’. Aán elkaar, dat laatste woord, want anders zou het kunnen betekenen dat u, wanneer u tegen die boom botst, dat op een vriendelijke manier zou moeten doen. Zachtjes. Maar dat is natuurlijk niet wat de gebruiker van dat rare woord, een neologisme eigenlijk, speciaal voor het handboek ‘Vergevingsgezinde wegen’ in het leven geroepen op het Agentschap Wegen en Verkeer – dat is natuurlijk niet wat met dat woord wordt bedoeld want zacht botsen is duidelijk niet het soort botsen waarover het hier gaat.

De strekking van de geciteerde zin – laten we bij de zaak blijven – is dat er langs onze wegen beter geen obstakels kunnen staan, en dat ze, als ze er dan toch staan, in de vorm van bomen bijvoorbeeld, liever ‘een diameter kleiner dan 10cm (omtrek kleiner dan 31,5cm)’ hebben. Indien bomen, dan liever dunne. Dus. Geen dikke.

Er werden parlementaire vragen gesteld over deze passus uit het handboek ‘Vergevingsgezinde wegen’. De minister moest het uitleggen. Hij verzekerde dat de dikke bomen die nu nog langs de weg staan, mogen blijven staan. Ook al zijn ze niet botsvriendelijk. Maar, zei de minister, als er nieuwe bomen worden aangeplant, dan zullen het dunne zijn. Bomen die niet dikker worden dan ‘10cm (omtrek kleiner dan 31,5cm)’. Pas drie meter verder van de rijweg zullen er dikke bomen mogen staan.

Ik twijfel er geen seconde aan dat deze maatregel bijdraagt tot een grotere veiligheid. Het hoeft geen betoog dat iemand die tegen een dunne boom rijdt – wat meestal met een te hoge snelheid gebeurt, het gaat hier niet over onhandig parkeren of zo – minder schade oploopt dan wanneer hij onzacht met een dikke boom in aanraking komt. De dikke boom blijft meestal staan, terwijl de dunne boom zeer botsvriendelijk het onderspit delft. Dus moet ik de maatregel toejuichen.

Maar juich ik de maatregel toe? Neen, ik juich de maatregel niet toe. Meer nog, ik gruw ervan. Heb ik dan geen consideratie voor de plusminus vijfendertig mensen die per jaar in Vlaanderen sterven nadat ze een botsonvriendelijke boom hebben aangereden? Toch wel, maar ik vind het evidente antropocentrisme stuitend, tot en met het antropomorfiseren van wegen en bomen toe – wegen vergeven niet en bomen zijn niet vriendelijk. Maar ook niet onvriendelijk. Bomen zijn bomen. Het is die hele denktrant hierachter die mij tegenstaat, die ziekelijke waan dat alles naar de mensenhand kan worden gezet. En dan heb ik het nog niet over het totale ontbreken van elk ecologisch of esthetisch argument. Dikke bomen zijn niet alleen mooier dan dunne bomen, ze zijn ook beter voor het milieu. Geen woord daarover in de passus over botsvriendelijke bomen in het handboek ‘Vergevingsgezinde wegen’, en nauwelijks in het debat dat erover werd gevoerd.

Binnen 85 jaar wordt, bij ongewijzigd verder opstoken van fossiele brandstoffen en terugdringen van fotosynthesebevorderende planten, het leven op Aarde onmogelijk. Zo leert een artikel over het onderzoek van Sergei Petrovskii van de universiteit van Leicester: ‘an unchecked rise in global temperatures could end up drastically reducing the amount of breathable oxygen in the planet’s atmosphere, threatening life on Earth as we know it’. Onmogelijk dus. Als het zeewater 6 graden warmer wordt, zal het fytoplankton geen zuurstof meer produceren. En daardoor slinkt de totale zuurstofvoorraad in de atmosfeer zo drastisch – fytoplankton zorgt voor twee derde van alle zuurstof – dat het leven onmogelijk wordt. Hét leven. Ook het plantaardige. Bomen bijvoorbeeld, zullen sterven. Dikke bomen, maar ook de botsvriendelijk dunne (‘10cm (omtrek kleiner dan 31,5cm)’). Maar goed, dat hoeft geen probleem te zijn want er zullen ook geen mensen meer zijn om er tegenaan te knallen.

Zullen we dikke bomen langs de wegen planten, of dunne?