De knoopjes staan een beetje open en – vergeef me, signora – misschien is er een glimpje zwarte kant, een glimpje van iets te zien.
Langzaam brak er een glimlach door op Ambroses gezicht. De
heer vervolgde.
Ze draagt een zijden sjaal – rood met goud, denk ik. Een
soepelvallende rok, kuitlang. Wederom rood, zoals de kardinalen van Il Papa.
Maar het is laat in de middag – ze heeft haar zonnebril in haar haar geschoven.
Een lok hangt langs haar gezicht. Ze knijpt met haar ogen tegen de lage zon.
Vogelvoetjes bij haar ooghoeken. Ben ik iets vergeten?
Signora’s schoenen, opperde Ambrose.
Aaaah, zei de Italiaanse heer, kijk eens aan. Nu wilt u mijn
spel meespelen. Uitstekend.
Die zijn… zwart.
C.S. Richardson, Aan
het einde van het alfabet, 98-99