22 augustus
© VPRO |
Talent is goedkoop. Een passie kun je niet forceren. En als
kunstenaar moet je op het juiste moment op de juiste plaats zijn. Dat zijn de
drie waarheden van John Baldessari waarmee Griet Op de Beeck de invulling van haar Zomergasten begon. Ze beschouwt zichzelf dus duidelijk als een echte
kunstenaar. Als een schrijver. Een met een missie. Ze vindt dat ze met haar
passie mensen tot inzicht brengt, uiteindelijk over wie ze zelf zijn.
Zelfkennis is een cruciale notie voor Griet Op de Beeck. Je
moet eerst met jezelf in het reine zijn vooraleer je graag kunt zien, vooraleer
je kunt creëren. Die twee staan opvallend dicht bij elkaar: graag zien en
schrijven zijn vervullend. ‘Ik ben gelukkiger sinds ik ben beginnen te
schrijven,’ zegt Griet Op de Beeck. Met schrijven kun je een leegte vullen. Zij
heeft die leegte ervaren. Ze laat soms wel, soms niet in haar kaarten kijken.
Anorexia, zelfmoordneigingen, grondeloze eenzaamheid, opgegroeid in een weinig harmonieus,
door drank geteisterd gezin: daar is ze allemaal doorheen gegaan. Hoelang kan
een gezin onharmonieus zijn? Waarom gaan koppels niet op tijd uit elkaar? Omdat
ze de gruwel van het samenzijn verkiezen boven de gevreesde eenzaamheid? ‘Smaakt
het,’ zien we in een fragment uit de film Walking
back to happiness van Pascal Poissonnier de moeder vragen. De vader,
vroeger een speelvogel maar nu een wrak met zuurstofslangetjes in de neus,
antwoordt bars: ‘Nee.’ Einde gesprek. Griet Op de Beeck herinnert zich haar
eigen vader: ‘Die man is heel vroeg gestopt met leven. Hij wendde zich van
alles af en dacht enkel nog aan zijn eigen behoeftebevrediging.’
Griet Op de Beeck is solidair met de kinderen die dit
allemaal moeten doorstaan. Zien ouders per definitie hun kinderen graag?
Vergeet het! Er is maar één vorm van onvoorwaardelijke liefde: die van de
kinderen voor hun ouders. Als er iets verkeerd gaat, neemt het kind de schuld
op zich. Het kind zou er alles aan doen om zijn ouders te redden.
Grondeloze eenzaamheid. ‘Beide woorden zijn belangrijk,’
zegt Griet Op de Beeck. Ze toont een fragment waarin iemand van de Golden Gate
Bridge stapt. Wie zoiets doet, overleeft het niet. Tenzij hij door een zeehond
wordt gered, die hij dan prompt met God identificeert.
Je hebt twee soorten identiteit. Een die je meekrijgt en waarvan
je je niet kunt ontdoen: je geslacht, geboorteplaats, de ouders die je hebt,
het kleur van je ogen. (In een fragment zien we een discriminatie-experiment:
een schooljuf maakt de kinderen wijs dat de blauwogigen slecht en de
bruinogigen goed zullen presteren – de resultaten zijn navenant.) En dan is er de
identiteit die je zelf vormt. Dat is het hele werk. Ik veronderstel dat
schrijven daartoe bijdraagt en onder andere bevrijdt van alle kinderleed. Het
vergeten en wegkijken doen de rest. ‘We zijn allemaal meesters in het
wegkijken.’ Totdat je naar je eigen fotoalbum kunt kijken als naar het
fotoalbum van een ander. Maar sommige trauma’s zijn niet te verwerken,
natuurlijk. Zoals dat van het verbrande jongetje in het fragment uit het
televisieprogramma Radio Gaga, dat de
schuld voor wat hem overkwam op zich neemt. Of van het na vijf jaar België naar
Kosovo teruggestuurde kind in een reportage van ‘de geniale’ Phara de Aguirre.
Schrijven bevrijdt. In het schrijven worden de trauma’s
onder ogen gezien – zoals in de film Le
tout nouveau Testament van Jaco Van Dormael het meisje met de afgerukte
hand in een droom haar eigen dansende hand bewondert. Hoewel, eigenlijk hoort de
bevrijding vóór het schrijven te komen want anders kom je niet aan schrijven
toe. Je moet ook het aanmatigende van het schrijven overwinnen. Je moet de
schaamte overwinnen want uiteraard is dat schrijven altijd ook autobiografisch –
hoe onduidelijk de grens met het fictionele ook moge zijn. Een fragment met
Jonathan Franzen is in dat opzicht verhelderend: ‘Hoe autobiografisch is uw
schrijven? vraagt een journalist,’ zegt Franzen, die een lezing aan het geven
is. ‘Voor exact zeventien komma vier procent, antwoordt de schrijver.’
Je verlangt er wel iets voor terug. Succes? Ja. Waardering?
Ja. Maar (chronologisch) eerst en vooral: gezien
worden. Dat valt Griet Op de Beeck zeker te beurt: ze wórdt gezien. Ze mag
ook gezien zijn en je kijkt niet weg als je haar ziet. Ze is een mooie vrouw,
die bovendien vlot en met présence praat en zich daar in Hilversum weinig bekommert
om haar Turnhoutse accent. Ze spreekt met gij
en ge. Ze zegt wa in plaats van wat. Diene gast. Tegengewicht. Dat maakt haar charmant natuurlijk. Brede witte
glimlach. Kijkt de interviewer recht in de ogen tot hij overstag gaat. Ze
straalt. Ze straalt geluk uit – al voel je natuurlijk dat het ook minstens
gedeeltelijk pose is. Wat zei ze over die travestieten in Gardenia van Alain Platel? Juist: dat toneelspelen ook een vorm van
wegkijken is. Wegkijken is de onzekerheid verkiezen boven het weten. ‘Laat mij
maar onzeker zijn, dan is er tenminste nog hoop,’ zegt een van de personages in
een van de fragmenten. Griet Op de Beeck vindt dat een ‘gevaarlijke’ zin – maar
ze roept de zin toch ook uit tot haar slagzin.
Ze heeft het liever over intensiteit
dan over geluk. Intensiteit houdt ook rekening met het lelijke en slechte.
Goed en kwaad worden op gelijke voet geplaatst. Niet in de waardering, wel in
de beschouwing. Je kijkt niet weg van het slechte en het lelijke. Griet Op de
Beeck wil een foto van een lelijke stedelijkheid als studiodecor, niet het
klassieke deinende korenveld. Het leven is namelijk beide. De alledaagse
banaliteit neemt hoe dan ook een aanzienlijke plaats in. Maar van noden kun je
een deugd maken. Zelfs in die mate dat anderen er deugd van hebben – en uitgerekend
daarop lijkt Op de Beeck heel erg trots te zijn. Ik gun haar dat. Al zie ik ook
de tegenspraak in haar woorden, en in haar mimiek, die naast die hyperkynetische
ongeremdheid toch ook iets krampachtigs heeft. Iets theatraals. Je eigen
slagzin gevaarlijk noemen? Van jezelf zeggen dat je anorectisch en suïcidaal
bent geweest en dan van een ander vrezen dat hij zijn trauma’s nooit te boven zal
komen? En dan dat egocentrische: weet je wat, als je je niet goed voelt, doe
zoals ik en schrijf een boek. Da’s wel een erg optimistische therapie,
natuurlijk.
Weet je wat? Ik ga maar weer eens dat torenhoge vooroordeel
ten aanzien van succesrijke vrouwelijke auteurs opzijschuiven en eens een boek
van Griet Op de Beeck lezen! Dat is nog de beste toets! Als ze me daar met even
gemengde gevoelens achterlaat als gisterenavond na deze voortreffelijke
aflevering van Zomergasten, zal ik ervan
overtuigd zijn dat ze, in mijn leven, op het juiste moment op de juiste plaats komt!