30 augustus
Het katholiek onderwijs
vraagt om in de godsdienstlessen opnieuw meer aandacht te besteden aan de
christelijke geloofsleer. Men wil af van een godsdienstonderricht dat verwaterd
is tot oever- en richtingloos geouwehoer over identiteit en communicatie en
persoonlijke ontwikkeling enzovoort. Neen, we gaan opnieuw aanleren wat er in
de Bijbel staat, de kinderen moeten opnieuw het onderscheid kennen tussen een
apostel en een aartsengel, tussen een paaskaars en een adventskrans, tussen een
diaken en een kanunnik. Ze moeten opnieuw weten wie de Barmhartige Samaritaan
was en wat barmhartigheid is, waar de uitdrukking over de balk in het oog vandaan
komt, wat Job daar deed op die mesthoop, en of ze al die mirakels, van het
vermenigvuldigen van brood en vis, over het wandelen over water en het doen
opstaan van doodzieke personen, tot en met de verrijzenis, wel zo letterlijk
moeten nemen als het er staat. Het wordt inderdaad tijd dat ze opnieuw beseffen
wat een parabel is, en hoe daarin een bepaalde verhouding met de werkelijkheid
aan bod komt die wel eventjes verschilt van het jagen op Pokémons of het swipen
op Tinder.
Ik zeg niet
dat er godsdienstonderricht móet zijn, of dat het in die, exclusief katholieke
of christelijke vorm moet plaatsvinden, maar als het er dan toch is, juich ik het
initiatief van de katholiek-christelijke onderwijsexperten van harte toe. Dat
initiatief wordt inmiddels ondersteund door de bisschoppen. Ik ben zelf niet
gelovig en heb bepaald geen schrik dat het hier zou gaan om een geretardeerde
kerstening. Daarvoor is het te laat. Maar we leven ondertussen – en daarmee bedoel
ik: sedert de afkalving en uiteindelijk de teloorgang van het katholieke geloof
in onze contreien na het Tweede Vaticaans Concilie – in een gelaïciseerde en
diverse samenleving waarin we steeds nadrukkelijker de noodzaak voelen om
minstens bewust te zijn van onze eigen culturele identiteit. Dat zal nodig zijn
als we niet willen onder de voet gelopen worden door een cultuur die wél nog
ruimte heeft voor niet-materiële, cultuurbepalende denkbeelden en geloofspunten,
meer nog, die daaruit, en uit het verschil met onze religieuze
onverschilligheid, zelfs haar sterkte put. Ik onderschrijf de gedachte die ik bisschop
Bonny deze middag op Het Journaal zag uitspreken (en ik parafraseer): wij
moeten opnieuw beseffen dat we in een gepokt en gemazelde christelijke cultuur
leven want wij kunnen de dialoog met anderen niet aangaan als wij niet weten
wie wij, gelovig of niet, zelf zijn. En dan heb ik het nog niet over het belang
van een hernieuwde aandacht voor christelijke symbolen, Bijbelpersonages en
geloofspunten voor het blijven begrijpen en het continueren van de westerse
culturele traditie in al haar uitingen.