Noordoost 7
10 augustus
dag 7 - Lucka-Bad Liebenwerda - 112 km |
De dagen
beginnen nu door elkaar te lopen en mijn rechterpols begint, net zoals in
Frankrijk, pijn te doen. Ik neem een copieus ontbijt in hotel Het Rode Hert. De
vrouw die mij bedient, en die hier duidelijk als een extraatje bijklust want
het lijkt mij onwaarschijnlijk dat er elke dag gasten zijn, vraagt zeer
vriendelijk en herhaaldelijk of alles oké is. Ik neem van alles wat: een half
hardgekookt ei, ham, worst, paté, kaas, jam..., en alledrie de broodjes die in
het mandje liggen. De koffie, helaas, is te slap. Wanneer ik de rekening ga
vereffenen, is ook de chef weer van de partij. Zo noemt zij hem: 'Chef'. Nu
weet ik het, hij doet me aan Sjef Van Oekel denken – vandaar allicht dat ik hem
gisteravond in mijn verbeelding een losbandige levensstijl toedichtte.
De dag begint
met regen, hévige regen. En dus wacht ik onder het afdakje bij de nu gesloten
achterdeur van het hotel. Gelukkig dringt de hotelwifi tot hier door, dus kan
ik mij bezighouden met de berichtgeving over de Olympische Spelen en Donald
Trump. En blijkbaar is er nu in Vlaanderenland ook een discussie bezig over
'fier zijn Vlaming te zijn'. Het zal mij eerlijk gezegd worst wezen. (De paté
bij het ontbijt was veruit beter dan de worst.)
Ik vertrek pas
om tien uur. Het heeft echt gehoosd, de straten en fietspaden liggen er erg nat
bij en blijkbaar is dat het sein voor honderden huisjes- en naaktslakken om
over te steken. Waarheen weet ik niet, maar dat dit tot een bloedbad aanleiding
geeft, is zeker. Zelf rijd ik er natuurlijk ook een paar dood. Ik hoor de huisjes
kraken. Hoe het slijmerige uit elkaar spatten klinkt, moet ik erbij verzinnen:
dat gerucht dringt niet tot mij door. Er liggen ook veel appels en pruimen op
de weg. Veel wegen zijn hier afgeboord met fruitbomen. Ik rijd die appels en
pruimen graag stuk. Als ik een appel tot moes rijd, ruikt het even naar
appelmoes.
Nog voor Borna
passeer ik langs een uitkijkpost bij een immense bruinkoolgroeve. Een gat van
zeker twee bij één kilometer strekt zich voor mij uit. De ontginning, zo leren
mij de instructieve plakkaten, gaat nog zeker tot 2040 door. De bruinkool wordt
in energie omgezet in de centrale vlak naast de groeve. In deze streek zijn er
meer van die gaten in de grond. De meeste exploitaties zijn stilgelegd. Nu zijn
het meren, hier zeeën genoemd – ze worden vaak ingezet voor recreatie. Dat
schijnt vooral het geval te zijn in de streek van Cottbus, waar ik een van de
volgende dagen hoop door te rijden.
In Borna tracteer
ik mezelf bij de bakker op een stuk abrikozentaart met koffie. In de Bild die
hier ook te koop wordt aangeboden, verneem ik dat ene Gina Lisa het voor- of
onderwerp is van een seksschandaal. Ik meen afpersing. Het is gelukkig niet onze
Gina Lisa. Dit nieuws gaat trouwens al enkele dagen mee – ik zag het al bij
vorige bakkers opduiken.
Ik zie op mijn
weg naar Grimma een wegwijzer naar Colditz – was dat niet ooit een
televisiefeuilleton over een concentratiekamp? Overigens bevind ik me nu heel
dicht bij Leipzig, ik passeer die grote stad op geen twintig kilometer. Door
een toevallige omstandigheid kom ik niet in Grimma terecht: door werkzaamheden
is er een omleiding, en ik rijd er dus omheen. Even vraag ik mij af of ik
hierdoor iets zal gemist hebben, en wat dan wel. In elk geval kom ik op die
manier in Trebsen/Mulde terecht, waar ik anders misschien niet zou geweest
zijn. Ik ga er even binnen in de kerk en eet er mijn middagmaal op een bank op
het pleintje ervoor. Een kat haalt zijn neus op voor het stukje worst dat ik
hem toewerp.
Tussen Dahlen,
Schöna en Cavertitz word ik achterna gezeten door een gitzwarte wolk, die niet
veel goeds voorspelt. Met een rotvaart rijd ik voor die wolk uit, maar moet mij
uiteindelijk toch gewonnen geven. Ik schuil een halfuur in een bushokje, samen
met een zwijgzaam jongetje van een jaar of acht. Hij is pas eergisteren opnieuw
naar school gegaan: het schooljaar begint hier op 8 augustus.
Ik steek de
Elbe over via de nieuwe brug nabij het zeer pittoreske Mühlberg. In dat
plaatsje zie ik een paar gotische siergevels, zoals ik die voor het eerst heb
gezien in Stralsund, op de reis met Gilbert naar Zweden – ik realiseer mij
opeens dat dat eigenlijk niet meer zo gek ver van hier is.
Ik besluit nog tot
Bad Liebenwerda te fietsen, dat is zo'n mooie naam. Ik kom er nog net op tijd
aan want de enige slaapgelegenheid die het stadje rijkt lijkt, sluit net zijn
deuren. Tegelijk met mij komt een andere fietser aan.
Wat later, in
het restaurant aan de overkant van het plein, nodigt deze man zichzelf uit aan
mijn tafel. Hij is negenenveertig en is net zijn werk als orgelbouwer
kwijtgespeeld. Een poging van zijn firma om de Mexicaanse markt te veroveren –
blijkbaar is er een Mexicaanse markt voor orgelbouwers en-restaurateurs – heeft
niet mogen baten. West-Duitse concurrenten waren hen voor. Wolfgang, zo heet mijn
tafelgenoot, woont in Berlijn en komt nu voor enkele dagen per fiets zijn
geboortestreek bezoeken. Hij maakt een erg mistroostige indruk en stelt
nauwelijks vragen. Ook al wring ik mijn tong in de knoop om mij in zijn taal
uit te drukken, hij neemt in het gesprek geen initiatief en ik moet het dus
steeds gaande houden. Hij vertelt iets onduidelijks over zijn vader, die aan
een psychose ten onder zou zijn gegaan. Ik slaag er niet in om nuances aan te
brengen in wat ik zelf aan het gesprek heb bij te dragen, en geraak hopeloos in
de knoei met de werkwoordtijden. Ons samenzijn bloedt dood. We maken nog samen
een korte wandeling in het stadje, en dan scheiden onze wegen.
Ik zit nu op
mijn kamer te tikken, en de regen tikt tegen de ruiten. Ik ga nog eens kijken
wat de Olympiade te bieden heeft. Neen, in een voetbalmatch tussen het B- of
C-elftal van de Deutsche Manschaft tegen de Fuji-eilanden (800.000 bewoners
verspreid over driehonderd eilanden, orakelt de speaker) heb ik geen zin. Dan
maar nog een paar bladzijden Van Istendael. Ik vind het niet slecht, hoe hij
over Duitsland schrijft.
Wie zich wil
vergewissen van de eentonigheid van zo'n fietsreis, kan de
foto's bekijken die ik om de 10 kilometer maakte, zonder mij te bekommeren
om het uitzicht of de inhoud.