Bij het ontbijt vertelt W. over zijn broer en over zijn
kinderen. (...) ¶
’s Namiddags neem ik in De
Standaard het gesprek door dat David Van Reybrouck had met Karen Armstrong.
Ik herinner mij uiteraard het interview dat ik van deze
godsdienstwetenschapster afnam en zoek het op in mijn ‘DS’-map. Maart 1995, dat
is een volwassen leven geleden. Ik pas de tekst aan de gangbare spelling aan
(op De Standaard werd toen zeer
eigenzinnig en koppig een bizarre ‘progressieve’ vorm van het geschreven Nederlands
gehanteerd, met k’s waar je c’s zou verwachten en met weglating van de
h-achter-de-t in woorden waar je nu niet van opkijkt dat er wel een staat,
zoals in ‘theologie’ en ‘authentiek’) en plaats hem op mijn blog om hem nieuw
leven in te blazen want diep in die map is het alsof hij niet bestaat en als ik
dat
interview zo eens herlees, vind ik dat het er gerust mag zijn. Waar is de
bravoure, vraag ik mij dan af, waarmee ik destijds op zoiets afging? Ik weet nu
te zeer dat ik niet genoeg weet om zoiets nog te durven. ¶