26 juli
Het tumult van de tijd,
de jongste roman van Julian Barnes, heb ik met de grootste verwachtingen
gelezen – dat kan ook niet anders met een nieuw boek van iemand die een
meesterwerk als Alsof het voorbij is
en nog een paar andere bijzonder goede boeken op zijn actief heeft staan. Van zo’n
auteur haal je onvoorwaardelijk het nieuwe boek in huis.
Ik ben teleurgesteld. Niet dat Het tumult van de tijd niet kundig geschreven is. Neen, het is té
kundig geschreven, in zekere zin. Ik blijf me afvragen wat de meerwaarde ervan
is, wat Barnes mij hier heeft geboden. Van Alsof
het voorbij is lig je na een eerste lectuur uitgeteld tegen de touwen, de
tweede lectuur heb je nodig om te achterhalen waar die uppercut in godsnaam zo
ineens vandaan kwam, en na de derde lectuur ben je definitief een ánder mens:
met pijn in de kin en de kaken, maar met een gelouterde mildheid in de ziel. Het tumult van de tijd deed mij niets. Een
tweede, laat staan derde lectuur zit er niet meteen in.
Net als Arthur &
George (ook van Barnes) is Het tumult
van de tijd een documentaire historische roman. Barnes las zich in het
leven van de Russische componist Dmitri Sjostakovitsj in, husselde de biografische
weetjes door elkaar, en herschikte ze op een manier waaruit moet blijken dat
hij van harmonie en compositieleer ook iets afweet. Mijn vraag: wat vernemen we
hier wat we niet ook al uit bestaande boeken over Sjostakovitsj konden
betrekken? Hoogstens iets over hoe kunst in een dictatuur functioneert, hoe al
te menselijke motieven aan de grondslag liggen van het onvermogen niet laf te zijn: Sjostakovitsj heeft
inderdaad zijn opstandigheid laten vloeren, hij heeft zich door ‘de Macht’
honneurs en prerogatieven laten toekennen, hij is daardoor misnoegd door het
leven gegaan en ontevreden gestorven.
In zijn nawoord noemt Barnes de twee boeken waaruit hij het
meeste materiaal heeft gehaald. De door Solomon Volkov opgetekende
autobiografie van Sjostakovitsj, als Getuigenissen
vertaald in het Nederlands, las ik ooit – maar ik heb er weinig van onthouden.
Dat boek wil ik nu wel eens herlezen om de versie van Barnes te toetsen. Van
een biografie van Elizabeth Wilson zegt Barnes dat als we zijn boek niet goed
vinden, we dan maar het hare moeten lezen. Tja.
Maar natuurlijk is Het
tumult van de tijd toch ook niet waardeloos. Het hoofdpersonage maakt een
psychologische evolutie door: boosheid, angst, berusting en wanhoop. En er
staan interessante typeringen in van hoe een dictatoriale macht werkt en wat de
rol (of functie) van kunst daarin kan zijn – typeringen voor mijn part waaruit
ook wij lessen kunnen trekken voor de tijden die komen of die er, welbeschouwd,
in ons artistieke bestel van commercie en subsidiëringen, al zijn.
Ik kies als – willekeurig – voorbeeld datgene wat Barnes op
de bladzijden 170-172 schrijft. Sjostakovitsj hecht in onzekere tijden groot
belang aan kleine dingen: ‘elke twee maanden naar de kapper en even vaak naar
de tandarts’, de asbakken op tijd leegmaken, ‘de verjaardagen van familie,
vrienden en collega’s’ in ere houden, enzovoort. ‘Als dat soms trekjes van een
manie kreeg, dan was het een noodzakelijke manie. Als de grote wereld
onbeheersbaar werd, moest je op zo veel mogelijk dingen greep zien te houden.
Hoe onbeduidend ze ook waren.’ En zijn muziek, die eiste ‘zijn volle aandacht’
en bood hem ‘daarmee’ troost. Troost is, zo begrepen, datgene wat de aandacht
weghoudt van wat verdriet veroorzaakt. Een goede en doorgedreven aandacht voor
een – noodzakelijkerwijs – specifiek iets waarop kan worden gearbeid: dat is
wat soelaas biedt en een mens vrij houdt, ook in de meest rigide dictatuur.