Herman Koch heeft me met Het diner tweehonderd bladzijden weten te boeien (en dat is veel meer dan ik, op basis van wat ik nu moet een vooroordeel noemen, had verwacht): snel en vinnig geschreven verhaal, rake vergelijkingen, spitse dialogen, de psychologische spanning opvoerend. Maar dan gaat dit voertuig aan het slingeren, ik vlieg eruit, zie het in de verte verdwijnen en blijf op mijn honger zittend achter. Het is alsof Koch niet alle touwtjes goed heeft samengehouden, de afwikkeling is geforceerd, het lot van de personages laat me te onverschillig. Het zal aan mij liggen, denk ik dan: niet aandachtig genoeg geweest, er moet me ergens een clou ontgaan zijn. Ik lees het boek uit en zet het weg. ¶
‘De joden
gelijkmoedig en afgestompt. Ook al helemaal gewend aan de knechtschap. De dood
van de man leek hun al bijna een rechtvaardige zaak: hij had moeten weten dat
geprivilegieerden wier kinderen in het buitenland wonen, sedert kort de ster
moesten dragen. Hij was dus schuldig! Ik hoor tegenwoordig zo dikwijls van dat
soort oordelen.’ Dat schrijft Victor Klemperer op 18 april 1943 in zijn
dagboek. Hij is zelf jood en vreest dag in dag uit te worden gedeporteerd. Hij
weet heel goed naar waar en dat er niemand van terugkeert. Haarfijn legt hij
het mechanisme van de gewenning bloot. Maatregel na maatregel worden de joden
doodgepest. De angst en de uitputting maakt hen murw. Ze geven alle weerstand
op en koesteren zich in het conformisme van de slaaf. Het is zo herkenbaar, zo
actueel. ¶