22 juli
Een paar dagen geleden passeerde ik in de Sint-Lutgardiswijk
op Sint-Kruis waar ik een jaar in de kleuterschool zat die toen nog niet, zoals
nu, ‘Zonnetuin’ heette, en waar ik een deel van mijn jeugd dikwijls kwam of
doorheen reed met mijn fiets. Zo mocht ik graag cyclocrossen in het aanpalende Paalbos,
dat uitgaf op de Populierendreef, waar het huis stond dat ik mijn ouderlijk
huis dien te noemen omdat ik er woonde van mijn vierde tot mijn achttiende
levensjaar. Sint-Lutgardis is een tuinwijk met allemaal eendere, twee aan twee
gebouwde sociale woningen, voor en opzij en achteraan royaal voorzien van een
tuin. Er is heel veel groen, en weinig verkeer. In die tijd groeiden er veel
kinderen van mijn leeftijd op. ’s Zomers waren ze voortdurend aan het ravotten
en shotten op straat. Hun ouders zijn ondertussen oud geworden en de huizen
worden nu een voor een ingenomen door nieuwe jonge gezinnen. Er wordt ook druk
gerenoveerd en geïsoleerd. Ik reed er dus door met mijn fiets, vond achter elke
hoek wel een herinnering. Maar zoals er geen vlinders meer zijn, zijn er ook
geen kinders meer. Toch niet op straat. Er was er niet eentje op straat te zien,
en dat hartje zomer. De wijk leek wel uitgestorven. Waar zijn de kinderen?
De Beeweg voor de kaalslag. © Google Street View |
De Sint-Lutgardiswijk bestaat uit straten die luisteren naar
de namen Ter Lo, Ter Heide, Beeweg… Het zijn allemaal dreven, met om de zoveel
meter een Japanse kerselaar. Enfin, het wáren allemaal dreven want in de Beeweg
zal, zo zag ik nu voor het eerst, het voorjaar niet meer uitbundig fuchsiaroze
zijn: alle kerselaren zijn er weg. Ik had er van gehoord, dat de bewoners een
actie voerden omdat ze te veel last hadden van de bomen: voor de zomer van de
uitvallende bloesems en erna van de afvallende bladeren. Een tegenactie mocht
niet baten: het stadsbestuur heeft de wens van de bewoners van de Beeweg
ingewilligd. Het resultaat is desolaat. Waar nu, dezer hete dagen, de nog
overeind gebleven bomen van Ter Lo hun deugddoende schaduwen afwerpen, biedt de
kaalgeslagen en onherbergzame Beeweg een troosteloze aanblik… ¶