wolkenfragmenten
uit Thomas Mann, Tonio Kröger
636
De winterzon stond melkachtig en vaal, als niet meer
dan een vage schim, achter een dun gelaagd wolkendek boven de kleine
stad. (53)
637
Het reeds een beetje verbleekte blauw van de nazomerse
hemel was met dunne, door de wind uiteengerafelde wolkenflarden
doorschoten; maar boven zijn geboortestad scheen de zon. (91)
638
Wolken joegen voor de maan langs.
(102)
639
Hij scheepte zich nogmaals in en voer op een bewolkte
dag (de zee ging zwart) noordwaarts langs de kust van Seeland naar Helsingör.
(104-105)
640
Tussen de langgerekte golfheuvels strekten zich onder
de bedekte hemel de blauwgroen schuimende dalen uit; maar onder de plaats waar
de zon achter de wolken stond lag een bleke, fluweelachtige glans over
het water. (106)
641
Een paar dagen achtereen was het bewolkt en
regenachtig geweest; maar nu welfde de hemel zich als van een strakgespannen
bleekblauwe zijde stralend en helder over zee en land, en omgeven en bespikkeld
door rood en goud glanzende transparante wolkjes verhief de zonneschijf
zich statig boven de glinsterend kabbelende zee die daaronder leek te grillen
en te gloeien… (108)
642
Vaak geeft ze hem wetenschappelijk onderricht,
verklaart hem de vogels uit het prentenboek en brengt hem hun naam bij: de wolkenvreter,
de hagelvreter en de ravenvreter. (143)
643
Die gloeiendhete wolkeloze hemel dag in dag uit
gaat al spoedig op me drukken (…) (176)
644
‘Genoeg, signora, ik dank u wel,’ zei hij terwijl hij
haar, uit de wolken plotseling naar hem neergedaald, met een overdreven
hoffelijk gebaar zijn arm bood om haar weer naar meneer Angiolieri terug te
brengen. (213)