maandag 24 juni 2013

brief naar Bunnik 8/4


vervolg van 8/3

Beste Jan-Willem,

Transcendentie voert mij niet van de ene (normale, gangbare, waarneembare) wereld naar de andere, wel van de ene manier van beschouwen en ervaren naar de andere, binnen die ene wereld. Er is er maar een. Het gaat mij daarbij niet om wat je te zien krijgt maar in eerste instantie om hoe je het ziet.

Je ziet, Jan-Willem, ik aanvaard ook een dualiteit. Maar niet een tussen ‘deze’ (veranderlijke, tastbare, verifieerbare, telbare, waarneembare…) en die andere (hogere, ideële en ideale, eeuwige, onveranderlijke) wereld, maar tussen de wereld die wij met onze ‘gewone’ blik benaderen (thematisch, utilitair, pragmatisch…) en een achter- of onder- of boven- (doet er niet toe) liggende waarop wij soms, op onvoorziene en onvoorzienbare momenten, een blik kunnen werpen, een blik die, als het goed gaat, onze gewone blik kan verruimen en verrijken. En dit besef, dat onze ‘waarheid’ nooit volledig of veralgemeenbaar is, noem ik het interessante. Dat is de immanente transcendentie die ik op het oog heb: de verruimde blik die de gewone transcendeert (overstijgt, verruimt en verrijkt).

Er ontstaat een nieuw perspectief, je ziet de zaken anders, het verandert je. (Al is het altijd maar tijdelijk want dit soort ervaringen zijn niet duurzaam; de terugkeer naar het ‘normale’ is onvermijdelijk; de dagdagelijkse zorgen eisen je aandacht op.) Mijn transcendentie vergt echter wel een openheid, een bereidheid om open te staan voor die intrusies. Zij vergt: nooit denken dat iets af is of volmaakt (‘vol-maakt’); bereid zijn te aanvaarden dat de essentie van de dingen vaak in de onvolkomenheid ligt omdat juist daarin dat nieuwe perspectief zich kan openen. (Gerard Reve: ‘Klein gebrek geen bezwaar’.) De transcendentie, zoals ik haar begrijp (en ervaar), heeft te maken met: loslaten, het niet alles willen controleren, manipuleren, voorzien en voorspellen. Zij heeft te maken met: contingentie, toeval, contaminatie. Zij heeft te maken met: niet vasthouden aan die ene, uniforme, afgeronde waarheid. Mijn transcendentie is een eindeloos proces, zij houdt je wakker en bezig. Zij gaat in tegen de dood. Die uiteindelijk toch overwint, maar we zullen wel weerwerk hebben geboden.

Ik denk nu opeens aan wat ik gisteren op straat zag – het maakte me woedend. Een vrouw, een ‘huisvrouw’, ging weinig elegant voorovergebogen met een spuitbus de onkruidplantjes te lijf die waren opgeschoten in de voegen tussen de tegels van het trottoir voor haar woning. Gewoon manueel uittrekken had ze voor mijn part mogen doen – ik aanvaard, zij het altijd met zeer weinig enthousiasme, dat mensen willen dat hun territorium er ‘proper’ uitziet. Dat wil zeggen: uniform, gelijk, zonder onregelmatigheden. Totalitair. Maar op deze manier? Zo kortzichtig? Zo dom?

Transcendentie is iets wat zich in hogere regionen afspeelt dan het trottoir. Het is niet iets van het onelegante bukken maar van het fiere, rechtopstaande verstand, het is iets cerebraals. Het vergt overzicht, het helpt als je uit het raam kijkt, een berg beklimt, een toren. Iets van waaruit je een uitzicht hebt. Maar het heeft ook met gevoel te maken: mededogen (en dat is niet hetzelfde als neerbuigendheid), empathie.

Appels, epifanieën, onvrijwillige herinneringen: je kunt de doorbraak naar de immanente transcendentie niet organiseren. Je moet ‘geluk’ hebben of, zoals ze hier in Vlaanderen zeggen, chance (Frans). Dat geluk moet je toevallen.

Maar je kunt het geluk natuurlijk ook altijd wel een beetje afdwingen. En daar komt de empathie op de proppen. Empathie is het vermogen om open te staan voor dergelijke openingen. Empathie is de bereidheid om de bekrompen kijk op het afgelijnde ik (ook een vorm van ordening) los te laten en zich te laten impregneren door pregnante interventies van datgene wat wij niet onder controle hebben, wat buiten ons ‘normale’ blikveld valt, wat ons – jawel – overstijgt. Empathie is vatbaarheid voor (immanente) transcendentie en gaat daar dus onlosmakelijk mee samen: empathie zou zinloos zijn zonder transcendentie; geen opening naar het transcendente zonder empathie. (Ook die gedachte zou veel verder kunnen uitgewerkt worden.)

Mijn opvatting van wat empathie is, verschilt niet eens zoveel van de jouwe. Jij hebt het over: de ‘intrinsieke waarde’ van ‘zaken’ kunnen inschatten, ‘zonder allerlei motivaties te ontlenen aan een andere wereld waar we slechts vermoedens van hebben’. Waar ik niet mee eens ben, is dat je als mogelijk voorwerp van empathie enkel ‘het chaotische en onrechtvaardige leven’ vermeldt. Daarmee reduceer je empathie tot zaken die met pijn en onrecht te maken hebben – terwijl het volgens mij een ethisch neutraal vermogen is, toepasbaar op zowel ‘goede’ als ‘kwade’ zaken en personen. Wel juist is wellicht jouw vermoeden dat het vermogen tot empathie niet iedereen gegeven is.

Is dat niet het bedje waarin vele mensen ziek zijn, tegenwoordig: hun onvermogen tot empathie? Velen zijn gebiologeerd, als konijnen voor een lichtbak, voor al te immanente, materiële en wereldse goederen. Voor economische waarden.

‘Gebiologeerd’ is in de voorgaande zin een bewust gekozen woord want het zegt iets over de kwaliteit van die levens: ze overstijgen het biologische niet; ze worden herleid tot het biologische niveau van de onmiddellijke, momentane maar ook repetitieve behoeftebevrediging. De hedonistische mens wordt niet méér mens; hij stapelt bevrediging op bevrediging maar de stapel reikt op het eind niet hoger dan in het begin. Hij reikt in elk geval niet hoog genoeg om een overzicht mogelijk te maken.

*

Intermezzo.

Je hebt een geweldige fantasie, maar dat mes snijdt aan twee kanten. Positief is dat je opvallende en creatieve ideeën hebt. Daar staat tegenover dat je soms de realiteit uit het oog verliest. (Uit:  Metro 11 juni, p. 18, ‘Metroscoop’: mijn horoscoop voor de dag dat ik de inmiddels al lang gewiste eerste versie van deze brief aanzette.)

om naar de volgende aflevering te gaan: druk hier