Natuurboom duwt cultuurmuur omver. Het gebeurt wel vaker. We
kennen het fenomeen van overwoekerde Aztekentempels. Borobudur. Uiteindelijk
wordt elke muur overwoekerd, wees daar maar zeker van. Dat heet: tijdelijkheid.
Dat heet: vergankelijkheid. Niets aan te doen, de natuur is sterker en
uiteindelijk splijt elke steen. Deze Londense straathoek demonstreert deze wet.
Maar er kleeft iets nadrukkelijks, iets pedagogisch aan. De mensen die deze
muur niet herstellen, of de boom niet omhakken, willen ons, passanten,
tijdelijke voorbijgangers, iets tonen. Ze tonen de vergankelijkheid, de hardnekkigheid
waarmee de natuur haar sloopwerk verricht, en impliciet ook de
conventionaliteit van de schoonheid van de meer gangbare rechte, onbeschadigde
muurtjes. Maar zeg nu zelf: waarom zouden we dat muurtje herstellen of die boom
omhakken? Vormen ze samen niet iets dat meer is dan de som van de delen? Vormen
ze samen niet een aparte vorm van schoonheid? Laat – ook op deze laatste dag
van het schrikkeljaar – de tijd zijn werk doen, laat die kapotgegroeide hoek
maar staan, als statement.