zondag 2 juni 2013

geen verloren tijd 69


I:608-615

Marcel blijft wachten op een brief van Gilberte, en zeker op 1 januari valt hem dat lastig. Het is een bijzondere dag en dan verwacht je een gebaar. Maar dat is een irrationele verwachting, net zoals de dief verwacht dat hij niet zal gesnapt worden, of de soldaat dat hij niet zal sneuvelen. Of mensen, dat ze niet zullen sterven. Une confiance de ce genre, et aussi peu fondée, soutient l’amoureux qui compte sur une réconciliation, sur une lettre. (608:42-609:2) De verliefde zal bij dat rekenende verwachten zijn eigen gevoelens op het voorwerp van zijn liefde projecteren – en ze zullen terugkaatsen, en dan zal blijken dat hij zal zijn vergeten dat hij de bron van die gevoelens was. In zijn verwachting vergeet hij ook dat ook hem de normale genezing, in de vorm van berusting, te beurt zal vallen.

Heeft Marcels geestelijke lijden misschien een fysieke oorsprong? Omdat hij nu vaak last heeft van hartkloppingen wordt het aantal cafeïnedosissen dat hem wordt teruggediend, teruggeschroefd. Hij wordt er beter van, maar zijn geestelijke lijden blijft ongewijzigd. Toch was het nog niet zo gek gedacht want er bestaat wel degelijk een verband tussen liefde als gevoel en het lichaam – al moet gezegd dat het voorbeeld dat Proust hiervan geeft enigszins gechargeerd overkomt en in elk geval in een andere context thuishoort: les plus cruelles peines morales ayant souvent pour cause chez les amants l’habitude physique de la femme avec qui ils vivent (610:20-22) – mannen die zich niet meer seksueel aangetrokken voelen tot hun partner leiden de vreselijkste morele pijnen.

Na een week of twee vergeefs wachten op een teken van leven van Gilberte naar aanleiding van het nieuwe jaar, hervalt Marcel in zijn gewone verdriet, dat hij eigenlijk zelf onderhoudt door het contact met Gilberte uit de weg te gaan. Nu echter vreest hij niet alleen dat deze onderbreking van hun relatie bij Gilberte onverschilligheid zal veroorzaken, maar ook bij hem. Het dringt tot hem door dat hij straks van een andere vrouw zal houden en dat hij dan niet meer om Gilberte zal geven. Marcel overwint hier het absolutisme van de liefde: de liefde, hoe totaal en onvoorwaardelijk zij ook lijkt, is altijd slechts tijdelijk en bezet steeds wisselende objecten. Een belangrijk inzicht, voorwaar!, maar de prijs is hoog: cette idée m’enlevait, outre Gilberte, mon amour et ma souffrance (611:21-22). En bovendien is er het besef: on est toujours détaché des êtres (611:27-28); je kunt je nooit helemaal binden.

Het erge is nu dat Marcel Gilberte niet voor zijn toekomstige onverschilligheid kan waarschuwen! Als hij haar nu zou smeken dat zij hem haar liefde op een absolute manier zou bekennen, zou zij vinden dat hij haar té graag ziet (zoals het ook is!) en zij zou daarvoor  terugschrikken. Zij zou pas later de waarheid achter Marcels bede inzien, maar dan zal het al te laat zijn: hij zal al onverschillig zijn geworden!


Ondertussen verstoren Cottard, Marcels moeder en zelfs de markies de Norpois Marcels strategie van terugtrekking en van wachten op het goede moment. Zij proberen met hun roddels Gilberte duidelijk te maken dat Marcel wel degelijk van haar houdt – maar daarmee brengen zij, hoe goedbedoeld ook, zijn schema in de war. Trouwens, goedbedoeld? Meestal gebeurt dit soort verstoringen enkel en alleen omdat mensen gewoon niet kunnen zwijgen. Het zijn vains bavardages van mensen die, souvent, sans même l’intention de nuire ou de rendre service, pour rien, pour parler, quelquefois parce que nous n’avons pas pu nous empêcher de le faire devant eux et qu’ils sont indiscrets (comme nous), nous causent, à point nommé, tant de mal (613:30-35). Dat comme nous tussen haakjes is natuurlijk een vorm van superieure zelfkennis: wij zijn geen haar beter dan deze kletskousen en roddeltantes. En Marcel Proust – zeker bij momenten – zeker ook niet want het gelul op deze bladzijden is toch vaak oeverloos en stelt het geduld van de postmoderne, 21ste-eeuwse lezer danig op de proef.