I:608-615
Marcel blijft
wachten op een brief van Gilberte, en zeker op 1 januari valt hem dat lastig.
Het is een bijzondere dag en dan verwacht je een gebaar. Maar dat is een
irrationele verwachting, net zoals de dief verwacht dat hij niet zal gesnapt
worden, of de soldaat dat hij niet zal sneuvelen. Of mensen, dat ze niet zullen sterven. Une confiance de ce genre, et aussi peu
fondée, soutient l’amoureux qui compte sur une réconciliation, sur une lettre.
(608:42-609:2)
De verliefde zal bij dat rekenende verwachten zijn eigen gevoelens op het
voorwerp van zijn liefde projecteren – en ze zullen terugkaatsen, en dan zal
blijken dat hij zal zijn vergeten dat hij de bron van die gevoelens was. In
zijn verwachting vergeet hij ook dat ook hem de normale genezing, in de vorm
van berusting, te beurt zal vallen.
Heeft Marcels
geestelijke lijden misschien een fysieke oorsprong? Omdat hij nu vaak last
heeft van hartkloppingen wordt het aantal cafeïnedosissen dat hem wordt
teruggediend, teruggeschroefd. Hij wordt er beter van, maar zijn geestelijke
lijden blijft ongewijzigd. Toch was het nog niet zo gek gedacht want er bestaat
wel degelijk een verband tussen liefde als gevoel en het lichaam – al moet
gezegd dat het voorbeeld dat Proust hiervan geeft enigszins gechargeerd overkomt
en in elk geval in een andere context thuishoort: les plus cruelles peines morales ayant souvent pour cause chez les
amants l’habitude physique de la femme avec qui ils vivent (610:20-22) –
mannen die zich niet meer seksueel aangetrokken voelen tot hun partner leiden
de vreselijkste morele pijnen.
Na een week of twee
vergeefs wachten op een teken van leven van Gilberte naar aanleiding van het
nieuwe jaar, hervalt Marcel in zijn gewone verdriet, dat hij eigenlijk zelf
onderhoudt door het contact met Gilberte uit de weg te gaan. Nu echter vreest
hij niet alleen dat deze onderbreking van hun relatie bij Gilberte onverschilligheid
zal veroorzaken, maar ook bij hem. Het dringt tot hem door dat hij straks van
een andere vrouw zal houden en dat hij dan niet meer om Gilberte zal geven.
Marcel overwint hier het absolutisme van de liefde: de liefde, hoe totaal en
onvoorwaardelijk zij ook lijkt, is altijd slechts tijdelijk en bezet steeds
wisselende objecten. Een belangrijk inzicht, voorwaar!, maar de prijs is hoog: cette idée m’enlevait, outre Gilberte, mon
amour et ma souffrance (611:21-22). En bovendien is er het besef: on est toujours détaché des êtres
(611:27-28); je kunt je nooit helemaal binden.
Het erge is nu dat
Marcel Gilberte niet voor zijn toekomstige onverschilligheid kan waarschuwen!
Als hij haar nu zou smeken dat zij hem haar liefde op een absolute manier zou
bekennen, zou zij vinden dat hij haar té graag ziet (zoals het ook is!) en zij
zou daarvoor terugschrikken. Zij zou pas
later de waarheid achter Marcels bede inzien, maar dan zal het al te laat zijn:
hij zal al onverschillig zijn geworden!
Ondertussen
verstoren Cottard, Marcels moeder en zelfs de markies de Norpois Marcels
strategie van terugtrekking en van wachten op het goede moment. Zij proberen
met hun roddels Gilberte duidelijk te maken dat Marcel wel degelijk van haar
houdt – maar daarmee brengen zij, hoe goedbedoeld ook, zijn schema in de war. Trouwens,
goedbedoeld? Meestal gebeurt dit soort verstoringen enkel en alleen omdat
mensen gewoon niet kunnen zwijgen. Het
zijn vains bavardages van mensen die,
souvent, sans même l’intention de nuire
ou de rendre service, pour rien, pour parler, quelquefois parce que nous
n’avons pas pu nous empêcher de le faire devant eux et qu’ils sont indiscrets
(comme nous), nous causent, à point nommé, tant de mal (613:30-35). Dat
comme nous tussen haakjes is
natuurlijk een vorm van superieure zelfkennis: wij zijn geen haar beter dan
deze kletskousen en roddeltantes. En Marcel Proust – zeker bij momenten – zeker
ook niet want het gelul op deze bladzijden is toch vaak oeverloos en stelt het
geduld van de postmoderne, 21ste-eeuwse lezer danig op de proef.