Derde hoofdstuk
Eerzame betrokkenheid
<52> Hans Castorp maakt zijn ochtendtoilet. <53>
Hij bewondert de ochtendstond, maar de aanblik van een treurige, in het zwart
gehulde dame in de tuin en het aanhoren van het suggestieve gehijg van het
Russisch echtpaar in de kamer naast de zijne bederven het goud dat hij daarvan
in de mond krijgt. <54> Gelukkig zijn die Russen getrouwd, overweegt de
preutse Hans, <55> maar dat belet niet dat er een blos op zijn wangen
komt die niet meteen weg wil trekken.55>54>53>52>
Ontbijt
Joachim vertelt wie de zwarte dame is: ‘Tous-les-deux’, de
Mexicaanse moeder van twee zieke zonen. <56> Hans Castorp vraagt zich af
of dat ‘Tous-les-deux’ ook op hem en Joachim van toepassing zou kunnen zijn.
Dat zorgt voor een ongemakkelijk gevoel. <57> Joachim vertelt over de
Slechte Russentafel en de Goede Russentafel, en hoe moeilijk het is om hier met
de buitenlanders kennis te maken. <58> De neven verschijnen aan het
ontbijt. Hans Castorp maakt kennis met de dwaze mevrouw Stöhr. <59>
Beschrijving van de eetzaal en van enkele gasten. <60> Hans Castorp
ervaart dat het niet makkelijk is om bruggen te slaan. <61> Toch gaat het
er min of meer gemoedelijk toe: ‘je had niet het gevoel je in een tranendal te
bevinden’. De meesten zijn welgezind, en diegenen die dat niet zijn, laat men
gerust. Waarmee men natuurlijk ook meteen zichzelf gerust laat. Plots wordt een
deur kletterend dichtgeslagen en Hans Castorp ergert zich daaraan. Hij kan
echter niet zien wie de dader is. <62> Bij het verlaten van de zaal
stoten de neven op de twee dokters: Behrens in het wit en Krokowski, duidelijk
tegen zijn zin in een ondergeschikte positie, in het zwart. <63> Behrens
onderkent in Hans Castorp het talent om ziek te zijn en verstrekt hem, ‘sine
pecunia’, gratis dus, de raad om maar meteen alles mee te doen met zijn neef
want hij ziet er toch niet al te gezond uit.63>62>61>60>59>58>57>56>
Plagerij – Viaticum –
Verstoorde hilariteit
<64> De neven gaan wandelen: achter het Berghof de
berg op. <65> Hans Castorp steekt een Maria Mancini op. Hij looft Behrens
en het roken. <66> Een groepje jonge patiënten daalt de berg af.
<67> Een van de meisjes fluit ‘naar hem, maar niet met haar mond’; ‘Er
kwam gefluit uit haar binnenste’. <68> Joachim legt uit dat het Hermine
Kleefeld was, ‘die fluit met haar pneumothorax’. Heel het groepje heeft er een,
daarom noemen ze zichzelf ‘Vereniging De Halve Long’, maar lang niet iedereen
kan op die manier fluiten. <69> Hans vindt het wel grappig maar vraagt
zich toch af hoe het komt dat ze ‘zo overmoedig’ zijn. Volgens Joachim is het
omdat ze zo jong zijn en toch al oog in oog met de dood staan; ‘ernst heb je
strikt genomen alleen in het leven daarbeneden’. <70> Hans stelt vast dat
zijn sigaar niet smaakt en dat zijn kaken gloeien. <71> Joachim vertelt hoe
de doden in het Berghof min of meer ‘achter de schermen’ (Hans’ omschrijving)
worden geëvacueerd <72> en over de ten dode opgeschreven Barbara Hujus,
die enkele weken voor Hans’ komst <73> het heilig oliesel kreeg
toegediend. Ze verzette zich, met alle krachten die haar restten. <74>
‘(H)et was alleen de angst die haar zoveel kracht gaf.’ Joachim vertelt Hans
hoe Behrens de stervenden aanmaant zich te vermannen. Hans vindt dat maar
niets: aan iemand die stervende is, is iets heiligs verbonden. 74>73>72>71>70>69>68>67>66>65>64>
Satana
<75> Net op dat ogenblik maakt een oudere man met
‘fraai opgedraaide zwarte snor’ en ‘felgeel geruite broek’ zijn opwachting, een
‘mengeling (…) van sjofelheid en gratie’. <76> Hans Castorp wordt door
Joachim voorgesteld aan ‘meneer Settembrini’. ‘Je zou inderdaad vergeten waar
je bent’, zijn zowat de eerste woorden die Settembrini tot Hans Castorp richt.
Waarmee meteen het grote gevaar van gewenning en isolement is aangegeven:
Settembrini zelf is het nog niet vergeten waar hij is. En daarmee vrijwaart hij
voor zichzelf een uitzonderlijke status. Settembrini, in wie Hans Castorp, bij
wijze van eerste indruk, een ‘draaiorgelman’ ziet, vraagt Hans of hij al ‘de
duistere ceremonie van het eerste onderzoek’ heeft ondergaan, en of hij al het
oordeel kent van ‘onze <77> Minos en Rhadamanthys’. Dat zijn twee
rechters die actief zijn in de onderwereld – maar dat weet Hans Castorp niet.
Wanneer hij Settembrini vertelt dat hij maar op bezoek is, expliciteert deze
het strakke onderscheid: ‘u bent er dus geen van ons’ en vergelijkt hij Hans met
‘Odysseus in het schimmenrijk’. <78> In dit schimmenrijk blijkt de maand
de ‘kleinste tijdseenheid’ te zijn. Settembrini blijkt een leerling van de
‘grote poëet en vrijdenker’ Carducci te zijn. Hij informeert naar Hans’ beroep
en is verheugd om tegenover zich een ‘vertegenwoordiger’ te hebben ‘van een
hele wereld van arbeid en praktisch genie’. <79> Ze hebben het even over
de duivel, en dan verklaart Settembrini: ‘Mijn God, ik ben humanist.’ Hans
Castorp probeert op zijn hoogte te komen door barokker te praten dan hij gewoon
is te doen. <80> Hij zegt dat hij zich maar gezond voelt als hij niets
doet. <81> Ze hebben het over Behrens en diens verknochtheid aan sigaren,
door Settembrini een ‘ondeugd’ genoemd. Settembrini noemt Behrens ook nog
satanisch en gestoord. Dan komt de ‘middeleeuwse’ hoofdzuster Adriatica von
Mylendonk ter sprake, de ‘hoofdopzichteres van (Behrens’) griezelpaleis’.
<82> Settembrini vindt zichzelf niet ironisch maar sarcastisch, en dan
prijst hij het sarcasme als ‘het schitterendste wapen van de rede tegen de
machten van duisternis en gemeenheid’, als ‘de geest der kritiek’ en, zo voegt
hij er nog aan toe: ‘kritiek betekent de oorsprong van vooruitgang en verlichting’.
Wanneer Settembrini een lelijk meisje uit het dorp denkt te charmeren met een
knipoog, noemt Hans Castorp hem in gedachten ‘een windbuil van het zuiverste
water’. <83> Settembrini roddelt over de andere kuuroorduitbaters in het
dorp. <84> Hans Castorp geniet van de gave manier van spreken van
Settembrini. Ze zien nu Behrens (in het wit) en Krokowski (in het zwart, ‘om
aan te geven dat zijn persoonlijk studieterrein de nacht is’). Over hem heeft
Settembrini ook meteen een oordeel klaar: ‘Deze man heeft in zijn hoofd maar
één gedachte, en die is smerig.’ <85> Settembrini vindt dat Hans Castorp
niet zo voorzichtig en traag moet oordelen over de mensen. Hij moet kritisch
zijn. Dan wijst hij op het verband tussen humanisme en pedagogiek. De humanist heeft
de taak van het opvoeden – ‘de overlevering van de menselijke waardigheid en
schoonheid’ – overgenomen van de priester die deze taak ‘in duistere en
misantropische tijden’ naar zich had getrokken.85>84>83>82>81>80>79>78>77>76>75>
Heldere gedachten
<86> Joachim meet zijn temperatuur en neemt plaats in
zijn ligstoel. <87> Dat temperaturen duurt zeven minuten, in deze
onderwereld wel een zeer korte tijdsspanne. Hans Castorp voelt nu de aandrang,
ongetwijfeld onder invloed van Settembrini, om te filosoferen over het
subjectieve tijdsbesef. <88> Aan de tijd beantwoordt geen enkele
objectieve werkelijkheid en als hij verstrijkt, dan doet hij dat ongelijkmatig
– en toch meten we hem. Zoals de gasten in sanatorium Berghof hun temperatuur
meten. <89> Hans Castorp gaat nu ook liggen. Hij verheugt zich over de
kwaliteit van de ligstoel. <90> Bij het tweede ontbijt blijkt iedereen
melk te drinken. Hans Castorp wil liever de porter die hij gewoon is van in
Hamburg. Hij herkent de mensen van het eerste ontbijt. <91> Er is ook een
Russisch meisje, Maroesja, dat duidelijk op de belangstelling van Joachim kan
rekenen. Hans’ luidruchtige buren gaan aan de ‘slechte Russentafel’ zitten. Hij
stoort zich al minder aan het geluid van de opnieuw hardhandig dichtgesmeten
deur. <92> De porter doet zijn uitwerking en Hans Castorp zou liever gaan
liggen dan gaan wandelen.92>91>90>89>88>87>86>
Een woord te veel
<93> Hans Castorp en Joachim wandelen naar het dorp.
Zijn sigaar smaakt Hans Castorp alweer niet. <94> Hij had het gesprek
over de tijd willen hervatten, maar merkt tot zijn ontzetting dat hij al zijn
sprankelende gedachten daarover vergeten is. In plaats daarvan heeft hij het
over de noodzaak van temperaturen, over hartkloppingen, en over het lichaam dat
geheel zelfstandig functioneert en daardoor in zekere zin ‘niet langer verband
houdt met de ziel’. <95> Hans haalt zijn schouders op zoals ook Joachim
dat doet: Hans begint kleine gewoontetjes en hebbelijkheden over te nemen; hij
begint zich met andere woorden al goed te assimileren. Deze assimilatie wordt
met tal van fysieke details geïllustreerd. <96> Ze hebben het nu over de
andere gasten: miss Robinson, juffrouw Engelhart, dr Leo Blumenkohl. Dat
Maroesja indruk maakt op Joachim, wordt alweer duidelijk. <97> Ze kijken
naar de tennissers en bespreken de andere sporten en spellen die door de
kuurgasten worden bedreven, onder meer het gokken. 97>96>95>94>93>
Een vrouwspersoon –
dat dacht ik wel
<98> Joachim eist stiptheid van Hans Castorp, die hij
dus al als een zieke beschouwt. Ze trekken ten derde male naar de eetzaal, dit
keer voor het middagmaal. <99> Behrens heeft belangstelling voor mevrouw
Salomon, meer nu ze in gedecolleteerde toestand aan hem verschijnt dan in het
onderzoekskabinet. Mevrouw Stöhr roddelt over kapitein Miklosich, die zij
bestempelt als <100> ‘een roofdier’. Tijdens de maaltijd wordt duchtig
geschranst. <101> Opnieuw valt de deur rinkelend dicht, tot grote
ergernis van Hans Castorp. Nonchalant en intrigerend doet <102> Clawdia
Chauchat haar intrede en neemt plaats aan de ‘Goede Russentafel’. Wanneer ze
even omkijkt komt er bij Hans Castorp ‘een vage herinnering aan iets en iemand’
op. Dr Leo Blumenkohl verlaat even de zaal. <103> Hij heeft, aldus
mevrouw Stöhr, ‘een onderonsje met Blauwe Hein’. Hans Castorp gaat liggen op
zijn balkon. Hij geeft bloed op. Dit, samen met het voorval met Blumenkohl en
de commentaar van mevrouw Stöhr, beangstigt hem, maar hij is te lusteloos om op
die angst in te gaan. De sigaar die hij opsteekt, smaakt hem niet.103>102>101>100>99>98>
Meneer Albin
<104> De jongeman Albin daagt met mes, sigaretten en <105> revolver de dames
en ook het noodlot uit. Als de ziekte te erg wordt, wil hij er zelf een eind
aan maken en hij weet al precies hoe. <106> De medepatiënten proberen hem
op andere gedachten te brengen, maar ‘meneer Albin was niet te vermurwen’. Zijn
besluit staat vast en het lijkt erop dat dit een last van zijn schouders neemt:
<107> de voordelen van de eer wegen niet op tegen de voordelen van de
schande, beseft ook Hans Castorp, die dit hele tafereel van op zijn balkon
heeft waargenomen, en dit besef verleent hem ‘een gevoel van ongebreideld
welbehagen’.107>106>105>104>
Satana doet oneerbare
voorstellen
Krokowski passeert Hans’ kamer. Dat betekent dat hij Hans
als gezond beschouwt, en toch voelt Hans zich hierdoor beledigd. <108>
Joachim vertelt dat er soms wel eens iemand datgene uitvoert waarmee meneer
Albin dreigt. <109> Beide jongemannen vertrekken naar de theetafel. Dan
volgt in het relaas een eerste versnelling: theetafel en wandeling en volgende
ligkuur worden overgeslagen en we beginnen meteen aan het avondmaal, de vijfde
eetzaalsessie. <110> Daar blijkt echter dat Hans Castorp zoveel gegeten
en porter gedronken heeft, dat hij de roddels van mevrouw Stöhr niet meer kan
volgen. Na de maaltijd is er vertier, in de vorm van kaartspellen en optische
instrumenten. <111> Chauchat vormt in een kleiner salon het middelpunt
van een gezelschap. Opnieuw vraagt Hans Castorp zich af aan wie zij hem doet denken. <112>
Settembrini vraagt Hans Castorp naar zijn tijdsbeleving ‘in dit lustoord’: zijn
eerste dag heeft zowel lang als kort geduurd. <113> Hans Castorp maakt
een zeer verwarde indruk door allerlei indrukken door elkaar te slaan. (Dat
deed hij ook al in zijn droom op het einde van hoofdstuk 1. Daarmee laat Mann
heel subtiel werkelijkheid en droom in elkaar vervloeien – en het
werkelijkheidsgehalte van sanatorium Berghof afkalven.) Humor: Settembrini
vraagt naar Hans’ leeftijd (vierentwintig) en Hans Castorp vertelt over het
aantal vissauzen dat mevrouw Stöhr kan maken (achtentwintig). Settembrini
spiegelt Hans Castorp de mogelijkheid voor om alsnog te vertrekken. <114>
Net op dat ogenblik vangt Hans Castorp opnieuw een glimp op van Clawdia
Chauchat, en opnieuw vraagt hij zich af aan wie zij hem ‘in hemelsnaam’ doet
denken. Settembrini vertelt over een patiënte die na anderhalf jaar genezen
werd verklaard maar het sanatorium niet wilde verlaten. <115> Opnieuw
smaakt een sigaar Hans Castorp niet en <116> hij ziet hoe Joachim zich
behendig in zijn dekens verpakt voor de avondligkuur. Hans Castorp voelt zich
ellendig en <117> gaat naar bed. Hij kan de slaap niet vatten.
<118> Hij realiseert zich wat Joachims reactie op Maroesja betekent en
dat wekt in hem een onbestemd verlangen. <119> Opnieuw een verwarde droom
– Mann laat hier, bij wijze van dagrest, een letterlijk citaat opduiken: ‘het
was niet duidelijk wat daar eigenlijk te drogen viel, zweet of tranen’ (101).
In die droom ziet Hans Castorp aan wie Clawdia Chauchat hem doet denken – maar
het wordt niet geëxpliciteerd. Hij slaat ook voor Krokowski op de vlucht: hij
voelt voor diens ‘zielsontleding’ ‘een razende, een waarlijk onzinnige angst’.
<120> In zijn droom wil hij Settembrini wegduwen, en hij komt tot een
conclusief besef van wat de tijd is: een thermometer zonder schaalverdeling.
Hij droomt ook hoe hij de binnenkant van Clawdia Chauchats hand kust
<121> en hoe hem dat opnieuw het gevoel verschaft dat het genot van de
schande opweegt tegen de bevrijding van de druk eer te behalen – hetgeen niets
anders betekent dan: de vreugde om het laten vallen van dat laagje beschaving,
een vrijheid die mensen kan overkomen wanneer ze oog in oog staan met hun
eindigheid.121>120>119>118>117>116>115>114>113>112>111>110>109>108>