9 maart 2010
De buren leven in een andere wereld. Hun dag is al begonnen.
Het wordt een grijze dag maar niet voor hen. Ik kijk bij hen naar binnen. Zij
zijn aan het ontbijt. Hun raam met het warme gele licht vormt een uitsparing in
een grijze wereld. Dat kader thematiseert het kadreren. Kadreren is uitsnijden:
maken dat je iets ziet door te maken dat je heel veel andere dingen niet ziet.
En deze foto toont nu net dát.
Deze foto gaat ook over privacy. Over gluren. Over gezien worden. Wisten deze
mensen dat ze bekeken werden? En gefotografeerd? Neen. Maar ze wisten wel dat
ze konden gezien worden. Dat besef is altijd aanwezig. Mensen die dingen doen
die niet mogen gezien worden op plekken waar ze kunnen gezien worden, doen de
gordijnen dicht. Of laten het rolluik neer. Of doen die dingen niet. Deze
mensen hadden net hun rolluik opgetrokken. Dat had mij gewekt. Ik zag hen
zitten, had mijn camera bij de hand. Ik zag meteen de waarde, en de betekenis,
van dit beeld. En maakte het dus.
Een afdruk van deze foto hangt nu bij deze mensen in een lijst. (Opnieuw een
kader.) Zij kregen die afdruk onder ogen en waren meteen enthousiast. Ik denk
dat vooral het externe standpunt hun intrigeerde. Het – misschien wel onbewuste
– besef dat dat er altijd is. Bij het ontbijt denk je daar niet altijd aan, ook
al heb je net jezelf zichtbaar gemaakt door het rolluik op te trekken. Je
begint gewoon aan je dag, een grijze dag: weer een dag binnen dat kader van
alledag. Maar een extern standpunt toont een ander perspectief. Het toont de
wereld waarin wij leven. Dat is, zegt het, maar een
wereld. Een andere wereld, maar toch een wereld. Dat is een heilzaam
besef.