(220622)
RECHTZETTEN
Die Ausgewanderten (De emigrés in de Nederlandse vertaling) haalde op 14 januari 1993 het boekenprogramma Das Literarische Quartett van Marcel Reich-Ranicki. (Hier vanaf 46:18.) Deze uitzending betekende de doorbraak van W.G. Sebald in zijn geboorteland, dat hij toen al meer dan een kwarteeuw de rug had toegekeerd – wat van hemzelf trouwens ook een Ausgewanderte maakte. Reich-Ranicki was de Bernard Pivot van de Duitse televisie. De literatuurpaus. Met zijn gebarsten nasale stem maakte en kraakte hij carrières. Maar ook als hij een boek afbrak, bracht de aandacht die hij er in zijn programma aan besteedde toch ook al een enorme – zoals dat dan heet – ‘boost’ teweeg voor de carrière van de auteur ervan.
Reich-Ranicki (S. leerde mij dat je Ranietskie moet zeggen omdat het een Poolse naam is) vindt dat boek van die onbekende Sebald maar niets. Hij vindt het gebruik van foto’s en ‘authentieke’ documenten ‘triviaal’. Hij zegt ‘respect’ te hebben voor de auteur, maar ‘weinig geestdrift’ (Begeisterung) te voelen voor diens werk. Hij vindt dat Sebald een gekunsteld filologen-Duits hanteert. Hij duldt opvallend weinig tegenspraak van zijn gasten. Om niet te zeggen dat hij zich uitermate onsympathiek en demagogisch opstelt – al is dat natuurlijk in grote mate een pose. Op 58:25 zegt hij zelfs: ‘We zullen hier binnen twintig jaar nog eens samenkomen en dan zien wie zich nog dat boek van die rare Sebald herinnert.’ Daar vergist hij zich dan toch deerlijk.
Dat de drie andere deelnemers aan dit literair kwartet het wél bij het rechte eind hebben, kunnen we bijna dertig jaar later zeker vaststellen. Luister naar het prachtige en zeer verstaanbare Duits van de eerste meneer (wiens naam ik niet ken): hij verwoordt heel goed waar het in Die Ausgewanderten om gaat.
Achteraf gezien kun je zeggen dat Reich-Ranicki’s afwijzing van Sebalds debuut een even flagrante flater is als die van André Gide die, ongeveer tachtig jaar eerder, als de uitgeverijmedewerker die hij toen was, het manuscript van het eerste deel van Marcel Prousts Recherche had geweigerd.
Toch eens kijken hoe beide heren met hun foute beoordelingen zijn omgegaan.
André Gide zag vrij vlug in dat hij zich had vergist. Een jaar na zijn weigering schreef hij in een brief aan Proust: ‘Le refus de ce livre restera la plus grave erreur de la N.R.F., et [...] l'un des regrets, des remords, les plus cuisants de ma vie.’ In zijn dagboek vermeldt hij herhaaldelijk Proust. Vaak in negatieve bewoordingen, dat wel: hij vindt Proust een poseur, een homo die niet uit de kast wil komen, een behaagzieke opportunist, een vleier, enzovoort. Maar er is toch ook bewondering: ‘Encore que quelques phrases (et, par endroits, très nombreuses) soient intolérablement mal écrites, Proust dit toujours exactement ce qu’il veut dire.’ (19 september 1938) Gide is niet te beroerd om het literaire genie dat hij niet op tijd heeft herkend alsnog te erkennen.
Bij Marcel niets van dat. Googelen op ‘Ranicki+Sebald’ levert niets op. Dan maar eens kijken in Reich-Ranicki’s autobiografie. Geen woord, Sebald komt er niet in voor. Althans, zijn naam staat niet in het register achterin het boek, waarin dik vijfhonderd namen wél prijken. Het zou mij benieuwen in hoeverre MRR in de veertien jaar dat hij nog te gaan had na het schrijven van zijn autobiografie, en in de dertien jaar dat hij Sebald, die nochtans vierentwintig jaar na hem was geboren, zou overleven, daar alsnog iets over heeft gezegd.
Oordelen is een, foute oordelen rechtzetten is een ander.
André Gide, Journal
1889-1939 (Pléiade 1940)
Marcel Reich-Ranicki, Mijn leven (vertaling
door Gerda Meijerink (2000) van Mein
Leben (1999))
W.G. Sebald, De emigrés (vertaling
door Ria van Hengel (2005) van Die
Ausgewanderten (1992))
Carole Angier, Speak, Silence. In Search of W.G. Sebald (2021)