dinsdag 21 juni 2022

notitie 220

(220620)

PUBLIEK

We hadden het over Vivian Maier. L. kende haar niet en daarom legden K. en ik het hem uit. Ja, sommige van haar foto’s zijn zeker goed en hier en daar is er wel eentje die een plek verdient in een overzichtswerk over straatfotografie, maar is Maier de alom-bejubeling waard die haar nu te beurt valt? Het heeft er alle schijn van dat je niet buiten Maiers spectaculaire levensverhaal kunt als je het succes van haar foto’s wilt verklaren. Leven en werk vormen in haar geval een onlosmakelijk geheel. Het is namelijk een mirakel, die postume erkenning voor de fotokunst van de anonieme nanny die meer dan honderdduizend foto’s maakte tijdens de wandelingen met de aan haar toevertrouwde kinderen. Een groot deel van haar foto’s ontwikkelde ze niet eens en heeft ze dus nooit zelf gezien. Een opkoper trof haar hele fotoarchief aan in een opslagplaats – het scheelde geen haar of het was meegegeven met de vuilnisophaling. En nu leiden deze foto’s dus een tweede, wat zeg ik, éérste leven in prestigieuze tentoonstellingszalen overal ter wereld. Onder meer in Bozar, nog tot ergens in juli.

Dit zegt iets over het kunstenaarschap. Beschouwde Maier zichzelf als een kunstenares? Zo ja, waarom ging zij dan niet actiever op zoek naar een publiek? Hoe kon zij koppig volharden in het maken van foto’s terwijl er niemand zelfs maar op de hoogte was van haar activiteit? Haar werkgevers wisten ervan. ‘Ja, ze heeft een hobby,’ antwoordden ze wanneer iemand naar de nanny informeerde. ‘Ze maakt wel eens een foto.’

Kán een kunstenaar wel productief zijn als hij/zij geen uitzicht heeft op erkenning, op gezien (gelezen, gehoord) worden? K. vond van wel. Hij is beeldend kunstenaar en vindt voldoening in het maken zelf. Als zijn werk gezien wordt, tant mieux, maar mocht dat niet gebeuren, het zou hem niet tegenhouden om te blijven tekenen, schilderen en kappen.

Ik heb niet die ervaring. Maar ik máák ook niet in eenzelfde betekenis van dat werkwoord. Op zich, materieel, betekenen mijn teksten niets. Als ze niet worden gelezen, bestaan ze niet. Ze vormen geen objecten die ook nog iets kunnen betekenen voor de maker zelf. Ik kan mij niet voorstellen dat ik zou blijven schrijven, hoe graag ik dat op zich ook doe, als ik zeker zou weten dat niemand mij leest.

De logische volgende vraag – hoeveel erkenning heb ik nodig? – is moeilijk te beantwoorden. Wil ik door duizend mensen worden gelezen, of is één genoeg? Wil ik méér dan alleen maar gelezen worden? Wil ik publicaties in boekvorm? Wil ik lovende recensies? Wil ik prijzen?

Gezien het huidige uitgeefbestel maak ik mij geen illusies. Ik doe zelfs de moeite niet meer. Ik neem vrede met de zekerheid dat een aantal mensen mijn teksten lezen. Ik veronderstel dat zij dat doen omdat zij mijn teksten goed vinden. Ik stel vast dat veel van mijn lezers volgers zijn: ze komen vaak langs op mijn tijdlijn en blog en drukken hun appreciatie uit. Ik krijg reacties, ook van mensen die ik totaal niet ken. Dat maakt mij gelukkiger dan het meer dan duizendkoppige publiek dat ik ooit had toen ik voor de krant schreef maar dat voor mij een onzichtbaar en stom monster bleef.

Enkele dagen geleden ontving ik een reactie van een mevrouw die via haar vriendin mijn twee in eigen beheer uitgegeven boeken in handen had gekregen. Haar reactie maakte mij heel erg blij. Ik citeer enkele zinnen uit de e-mail die ze me stuurde.

Soms zijn je beschrijvingen zo hilarisch en komen er in onze huiskamer scènes voor zoals je die ziet bij ‘Mister Bean’:  mijn man wordt zo gestoord door mijn uitbundig lachen dat hij bijna sokken in zijn oren stopt…

(…)

Ook al is jouw thuissituatie op zoveel gebieden heel anders geweest dan de mijne, toch slaag je erin om voor mij herkenbare en bij momenten pijnlijke ervaringen op te roepen.

(…)

Je stelt je heel kwetsbaar op, en dat is bewonderenswaardig. Zonder sentimentaliteit en zucht naar erkenning beschrijf je – ik denk heel eerlijk en met de handicap van het geheugen – wat je beïnvloed heeft en wat je gemaakt heeft (voor een deel) tot wie je nu bent. Dit apprecieer ik en wellicht ook andere lezers. Het laat mij toe te reflecteren en daagt me uit dieper na te denken: wie ben ik, wat is voor mij belangrijk (geweest), wat betekent taal in mijn leven enz. Kort gezegd: je boek is zoveel meer dan een verslag of een terugblik naar het verleden. Het is een universeel herkennen.

(…)

Hartelijke groet

M.-J.