14 mei 2010
ALFAWETENSCHAP
Hoe komt het dat je meer op exacte dan op niet-exacte wetenschappen gericht
bent? Of omgekeerd? Hoe komt het dat iemand valt voor de poëzie van een
wiskundige formule, eerder dan voor de precisie en trefkracht van een adequaat
geformuleerd vers? Wat maakt er van iemand een schaker die alle openingen in
zijn koker heeft zitten, of eerder een speelvogel die verslingerd is aan het
verloren lopen in een desastreus eindspel? Welke knoop in welke hersenkwab
zorgt daarvoor?
Een paar keer maar is het mij vergund geweest de schoonheid van de exacte
wetenschap te mogen smaken. Ik herinner mij kortstondige fascinaties voor de
indrukwekkende architectuur van het chemisch universum, voor het waterdichte
systeem van de zwaartekracht die de planeten aan elkaar doet klitten, voor de
dwingende logica waarmee een wiskundig bewijs naar zijn ontknoping voert. Ja,
dat soort verwondering is mij ooit te beurt gevallen, door toedoen van
begenadigde pedagogen, en ik ben daar dankbaar voor. Maar ik had er de kop niet
voor. Ik begreep dat het te begrijpen was – maar dat begrip was er een van een
welbepaald soort waarbij het mij meteen ook duidelijk was dat de grond van de
zaak voor mij voor immer ondoorgrondelijk zou blijven. Nooit heb ik de sleutel
tot dit paradijs van exactheid en eenduidigheid gevonden. De toegang bleef mij
ontzegd. Ik had er mij bij neer te leggen dat ik de rest van mijn leven met
dubbelzinnigheid, hermeneutiek en – laat het ons positief formuleren – poëzie
te maken zou krijgen. Een andere vorm van complexiteit is dat en niet een
minderwaardige vorm.
Nu is er opeens ook het besef dat er mogelijk een andere verklaring meespeelt,
een die minder inzet op hersenstructuur of predestinatie, maar psychologischer
van aard is. Misschien heeft de alfageaardheid, de voorkeur voor niet-exacte
wetenschappen en activiteiten zoals literatuur, kunst, geschiedenis…, te maken
met bindingsangst? Wie de wetten aanvaardt – de fysische of chemische of, voor
zover die ook exact zijn, de juridische -, levert zijn eigen vrijheid in en
kiest voor definitieve zekerheden. Moet ik dit gemakzucht noemen? Dat zou ik
beter niet doen want net zo goed kun je verdedigen dat wie, zoals ik, overhelt
naar alfa en dus naar eeuwig interpreteren, duiden, wikken en wegen, altijd een
argument vindt om zich achter te verschuilen ten einde het kiezen uit te
stellen. Ja, misschien heeft het wel dáár mee te maken. Of toch iets, een klein
beetje. Zo precies kan ik het nu ook weer niet verwoorden, deze intuïtie.