(220612)
BURN-OUT 2/2
Een paar dagen geleden stond er een interview met Rudi Laermans in De Standaard, afgenomen door Eva Berghmans. De parafrase van enkele quotes eruit hieronder sluit nauw aan bij het stukje over burn-outs dat ik gisteren schreef.
Rudi Laermans was de laatste jaren van zijn carrière als hoogleraar sociologie aan de KU Leuven vooral bezig met de wereld van de arbeid. Via een analyse van de werkvloer formuleerde hij een maatschappijkritiek. Hij legt daarin bloot hoe de economische logica van ‘efficiëntiedenken en winstmaximalisatie’ niet alleen op die werkvloer het reilen en zeilen bepaalt, maar in alle mogelijke organisaties en uiteindelijk ook in ons privéleven. Zelfs met betrekking tot bijvoorbeeld relaties wordt gesproken ‘in termen van investeringen’.
Deze manier van tegen de wereld en ons eigen handelen daarin aankijken maakt ons angstig. Laermans onderscheidt vele vormen van angst: statusangst, bindingsangst, ecologische angst en nu ook angst voor de oorlog... We zien telkens te weinig de sociale component van die angsten. Alsof iedereen honderd procent verantwoordelijk kan en moet worden gesteld voor de eigen keuzes. ‘We moeten collectief ont-angsten’, luidt dan ook de titel van het interview. Dat ont-angsten hangt niet alleen af van het zelfvertrouwen dat we elk individueel bij onze psych kunnen bijtanken, ‘we moeten dringend ook werk maken van meer sociaal vertrouwen’, aldus Laermans. Dat kan door samen dingen te doen, door bijvoorbeeld werknemers hun werk zelf te laten organiseren en het hen niet te laten doen ‘in een structuur die het management oplegt’. Een van de zaken die daarbij belangrijk zijn, is dat er opnieuw een mogelijkheid tot ontmoeting wordt gecreëerd. Laermans vindt daarom ‘dat we weer meer publieke ruimte moeten hebben die echt publiek is’.
Doordat in onze levens, door het wegvallen van de religieuze en maatschappelijke structuren, het werk een van de allerbelangrijkste structuren is geworden, zijn de werkgerelateerde angsten op de voorgrond getreden. We moeten goed presteren, véél presteren, flexibel zijn en vooral: onze job zien te behouden. We worden in een concurrentiële verhouding ten aanzien van onze collega’s geplaatst. Of: uitgespeeld. Ook dat individualiseert de verantwoordelijkheid. ‘Een neoliberaal managementsysteem zet mensen tegen elkaar op.’ De lat wordt steeds hoger gelegd. Burn-outs zijn hiervan het gevolg: niet iedereen kan volgen.
Rudi Laermans vindt dat bedrijven en organisaties aansprakelijk moeten worden gesteld als ze een te hoog aantal burn-outs genereren. Er moet hierop een maatschappelijke controle komen. Zoals er aan ecologische normen moet worden beantwoord, zou er ook een ‘sociale monitoring’ moeten zijn. Want uiteraard kosten burn-outs de maatschappij een massa geld. Efficiëntiewinsten geboekt?
Populistische politici varen wel bij de geïndividualiseerde werknemersangsten, die de werkgevers zelf ook al handig vinden omdat hun personeel erdoor uit elkaar wordt gespeeld, vindt Laermans. Solidariteit is de omgekeerde beweging – en daartoe kom je als je over je angsten kunt spreken met elkaar. Bedrijven en organisaties kunnen dit gesprek organiseren en over het algemeen beter zorgen voor het mentale welzijn van hun werknemers – zo blijkt ook uit een ander artikel over burn-outs in dezelfde krant. Het wordt hoog tijd om na jaren van besparingen, onder meer via een doorgedreven digitalisering, het verdwijnen van de scheiding tussen werk en privé en het hijgerige najagen van ‘efficiëntiewinsten’, een omgekeerde beweging in te zetten.
© DS beeldmontage |