De buren leven in een andere wereld. Hun dag is al begonnen. Het wordt een grijze dag maar niet voor hen. Ik kijk bij hen naar binnen. Zij zijn aan het ontbijt. Hun raam met het warme gele licht vormt een uitsparing in een grijze wereld. Dat kader thematiseert het kadreren. Kadreren is uitsnijden: maken dat je iets ziet door te maken dat je heel veel andere dingen niet ziet. En deze foto toont nu net dát.
Deze foto gaat ook over privacy. Over gluren. Over gezien worden. Wisten deze mensen dat ze bekeken werden? En gefotografeerd? Neen. Maar ze wisten wel dat ze konden gezien worden. Dat besef is altijd aanwezig. Mensen die dingen doen die niet mogen gezien worden op plekken waar ze kunnen gezien worden, doen de gordijnen dicht. Of laten het rolluik neer. Of doen die dingen niet. Deze mensen hadden net hun rolluik opgetrokken. Dat had mij gewekt. Ik zag hen zitten, had mijn camera bij de hand. Ik zag meteen de waarde, en de betekenis, van dit beeld. En maakte het dus.
Een afdruk van deze foto hangt nu bij deze mensen in een lijst. (Opnieuw een kader.) Zij kregen die afdruk onder ogen en waren meteen enthousiast. Ik denk dat vooral het externe standpunt hun intrigeerde. Het – misschien wel onbewuste – besef dat dat er altijd is. Bij het ontbijt denk je daar niet altijd aan, ook al heb je net jezelf zichtbaar gemaakt door het rolluik op te trekken. Je begint gewoon aan je dag, een grijze dag: weer een dag binnen dat kader van alledag. Maar een extern standpunt toont een ander perspectief. Het toont de wereld waarin wij leven. Dat is, zegt het, maar een wereld. Een andere wereld, maar toch een wereld. Dat is een heilzaam besef.