ziet de zorgvuldig geschoren en in roze en wit gestreepte overhemd met witte manchetten en kraag – een zeer wuft overhemd dus – gestoken jongeman lezen in een vuistdik boek van Karen Armstrong (die hij herkent op de foto op het achterplat), terwijl schuin tegenover deze jongeman, in hetzelfde compartiment aan de andere kant van het gangetje, de jonge vrouw wier vragen hij, de jongeman met het roze overhemd, al twee of drie keer met een paar woorden en evenveel keer met gemummel heeft beantwoord, zit te mokken.