De fotograaf weet bij het afdrukken niet altijd precies wat het resultaat van zijn actie zal zijn. En misschien weet hij dat zelfs nooit. Maar is dat erg? Fotografen wéten dat het toeval een grote rol speelt in hun bezigheid. Meer nog, zij weten dat zij dat toeval nodig hebben. Zij rekenen erop. Uit alle toevalligheden halen zij er dan – achteraf – deze uit die een meerwaarde bieden. Het werk van de fotograaf ligt evengoed in de selectie achteraf.
De fotograaf dijkt het toeval in en drukt zo zijn stempel.
Het toeval doet zich op vele manieren voor. Twee of meer elementen komen bij toeval samen, vormen een betekenis, liefst een die zich nooit eerder op die manier heeft gemanifesteerd, en de fotograaf heeft het gezien. Dan treedt het toeval aan in een andere gedaante: de fotograaf heeft toevallig wel of toevallig niet zijn toestel bij en/of in de aanslag. En dan is nog een ander toeval mogelijk: je hebt iets vastgelegd dat je niet eens hebt gezien. Iets anders dan het beoogde is in jouw beeld binnengedrongen. Je bekijkt de foto en dan zie je het onbedoelde voor het eerst.
Dit is zo’n foto. En het mooie eraan is dat die vreemde zijdelingse blik van die andere fotograaf iets zegt over het ongerichte en onbedoelde van mijn eigen actie, op dat ogenblik.