4021
Hij herinnert zich dat het ’s morgens geregend heeft, er liggen grote plassen met witte wolken in. (39)
4022
Hij luistert naar zijn moeder en kijkt naar de twee schilderijen aan de muur, die de opgefriste woonkamer toch weer antiek maken. Het grootste toont een leeg, rotsig, voorwereldlijk landschap onder een drukke wolkenhemel, het kleinste is een sentimenteel portret van een oude, wit bebaarde schaapherder met een slappe pet schuin op zijn hoofd. (175)
4023
Eerst nog denkt Simon dat Pieter, terwijl hij in zijn richting staart, aan iets terugdenkt. Aan de dag die voorbij is, aan wat er is gebeurd, aan de foto’s die ze op het keienstrand hebben genomen, die zonsondergang, en dat ene verdwaalde wolkje aan de hemel, paars. (216)
4024
Ze kijkt uit het raam van de achtste verdieping, schapenwolkjes drijven laag voorbij en werpen een koude schaduw op het olijfgroene zeewater. (225)