zaterdag 13 februari 2021

wolken 3997-4003

wolkenfragmenten uit Oek de Jong, Brief aan een jonge Atlas

3997

Veelvuldig worden lege watervlakken en luchten vol nevel en wolken afgebeeld. (48)

3998

Hij zoekt de heilzame leegte. Hij wil ‘rijden op een wolk’, zoals de taoïsten het noemden. (48)

3999

Terugkerend uit Italië verwonder ik me steevast weer enkele dagen over de enorme hoeveelheid wolken die boven Nederland drijft – en over het licht. (57)

4000

Dikwijls, als de storm de wolken in de dalen neerwierp en dampen opstegen uit het woud, en stemmen opklonken tegen de rotsen, nu eens als de in de verte verklinkende donder, dan weer machtig aanbruisend in klanken, als wilden ze in hun wilde jubel de aarde bezingen, en de wolken als woeste, hinnikende paarden naderden in galop, en de zon tussen dit alles doorpriemde en zijn flikkerend zwaard richtte op de sneeuwvlaktes, zodat een hel en verblindend licht over de toppen van de bergen in de dalen sneed; of als de storm de wolken wegdreef en er een lichtblauw meer in scheurde, en als dan de wind tot rust kwam, en uit de ravijnen, uit de toppen van de dennenbomen als een wiegelied klokgelui opklonk, en in het diepe blauw een licht rood opklom en in kleine wolkjes met zilveren vleugels gloorde, en alle bergtoppen scherp en vast van ver over het land glansden en schitterden – dan stak het in zijn borst, hij stond stil, hijgend, het lichaam voorovergebogen, ogen en mond wijd geopend, en hij meende dat hij de storm in zich moest trekken, alles in zich moest trekken, hij spreidde zich over de aarde uit en woelde zich in het Al – het was wellust die pijn deed. (De Jong citeert Georg Büchner; 59)

4001

De komst van wolkenvelden kan een schaduw werpen over een ophanden zijnde ontmoeting met je geliefde. (68)

4002

Wanneer ik landinwaarts keek zag ik nog net de kruinen van de twee palmen voor mijn dammuso; daarachter verrees de Montagna Grande, de dode krater in het midden van het eiland, die overdag de wolken aantrok, erin schuilgaand, en me herinnerde aan ‘de wolkenverzamelaar Zeus’, zoals Homerus hem noemt. (86-87)

4003

Bij de top van de berg dreef nog een enkele rode wolk. (92)