AFSCHEIDSREDE
De verleiding is groot om deze laatste gelegenheid te baat te nemen om eens flink in het rond te schoppen. Uw collega’s van jaren ver, die allang niet meer uw vrienden zijn, staan voor u verenigd in unisono geveinsde treurnis. Zij zijn, behalve stikjaloers, zielsgelukkig dat ze eindelijk van u verlost zijn. Er hangt een schier ondraaglijke spanning in de lucht. Zult u gebruik maken van deze laatste buitenkans om lucht te geven aan uw jarenlang opgepotte ergernissen? Ze rekenen er natuurlijk op dat u het niet zult doen, dat u zich, zoals u altijd hebt gedaan, zult plooien naar de eisen van de voorzichtigheid en de collegialiteit. Maar tijdens enkele kleine incidentjes, die zich in de loop der lange gezamenlijke jaren hebben voorgedaan, hebt u ook een scherp en onberekenbaar kantje van uzelf laten zien – en dat rechtvaardigt hun angst.
U geniet van die angst. U laat uw gehoor, de eerste en laatste keer dat u in deze keet een gehoor hebt, graag nog wat sudderen.
U kunt nu twee kanten uit. De eerste mogelijkheid is er alleen in theorie. Natuurlijk zult u niet toegeven aan de aandrang om uw gal te spugen en de openstaande rekeningen te innen. Die moed hebt u niet. En kijk, u maakt meteen, bliksemsnel, een berekening. Zijn deze mensen uw toorn waard? Natuurlijk niet. En bovendien: straks slaat u voor de laatste keer de deur achter u dicht. En wat zou u dan hebben gewonnen? U zult niet eens kunnen genieten van de verbijstering die u zou achtergelaten. U hebt niets te verliezen, dat is waar, maar tegelijkertijd hebt u ook niets te winnen. En kijk, u hebt meteen een buitenkans om in stijl afscheid te nemen van deze mensen. U zult groots zijn en niets zeggen. U zult dankbaarheid voorwenden en nauwelijks verhuld verdriet omdat u het stramien van zekere dagelijkse ontmoetingen moet inruilen voor een ongewisse toekomst van eenzaamheid en nutteloosheid.
U ziet tegen de achterwand de met wit papier afgedekte tafel vol versnaperingen en drankjes en u herstelt het evenwicht en mompelt de obligate dankbetuigingen – u doet het nodige om te worden bijgeschreven in het grote vergeetboek van het bedrijf, de school, de instelling waar u de beste jaren van uw leven hebt gesleten en waar u in ruil voor veel te weinig geld en veel te veel ergernissen uw dagelijkse brood hebt verdiend.
U mompelt schutterig de zinnen die u op uw spiekblaadje hebt genoteerd, u laat zich het halfhartige applausje welgevallen en u neemt het obligate salontafelcadeauboek in ontvangst. U heft het glas goedkope schuimwijn. U ontwijkt de natte kus van de secretaresse die een nog lower profile had dan het uwe. Door de welgemikte schouderklop belandt een deel van het goedkope bubbelgoedje op haar jurk. En kijk, daar zijn een paar ex-collega’s al verwikkeld in een gesprekje over de orde van de dag – daaraan deelnemen heeft al geen zin meer. Nu moet u maar zo snel mogelijk het pand verlaten, met de gewisse zekerheid dat van alle voornemens – we zien elkaar wel terug, u hoort zeker nog van ons – niets in huis zal komen.