3994
Hij voerde de koeien, haalde hooi uit de veldschuur, vulde de kachel met kolen, kookte soep, bakte een biefstuk of een duifje, dronk een Rodenbach, dutte op zijn sofa, schepte mais uit de kuil, mestte de stal uit, zat bij goed weer buiten naar de kippen of de wolken te kijken, koesterde de warme zonnestralen op zijn oude gezicht, en zo ging de tijd voorbij. (167)
3995
Een wolkbreuk. (192)
3996
‘Het ziet ernaar uit dat we slecht weer krijgen,’ zegt ze, terwijl de eerste druppels vallen uit donkere wolken die snel komen aanzetten van over de Franse grens. (230)