1 augustus 2004
dyslexie
Een auteur die mij, via geruchten, intrigeerde maar die ik,
afgeschrikt door – alweer – geruchten, lange tijd voor mij uit heb geschoven.
En nu las ik dan eindelijk de eerste helft van De veiling van nr. 49 (1966), volgens het achterplat Thomas
Pynchons ‘toegankelijkste boek’. De eerste helft, want verder geraakte ik niet.
Ik kwam – alweer alweer – tot de vaststelling dat het, hoe moet ik het zeggen,
te literair is voor mijn zich steeds nadrukkelijker van het literaire en de
literatuur afwendende smaak. (Een ramp is dat, gezien de collectie boeken die
ik in huis heb.) Een jaar of twintig geleden zou ik van die Pynchon en zijn
superieure ironie hebben gesmuld, dat weet ik wel zeker. Nu glijdt het van me
af als een koude douche. Ik zíe wel dat het goed en hoogstaand en highbrow is, maar het doet me maar
weinig meer. De letters, de woorden, de hele bladspiegel vervaagt; ik lijd,
wanneer ik fictie voor ogen houd, steeds nadrukkelijker aan dyslexie.