Wij kennen elkaar niet, dus spreek ik u op een beleefde
manier aan. Wij zijn via Facebook met elkaar verbonden, maar een vriendschap zou
ik dat niet willen noemen. Ik heb het altijd over een ‘Facebookcontact’, niet
over ‘Facebookvrienden’. Bovendien is mijn Facebookrelatie met u een beetje tersluiks
tot stand gekomen. Ik zag wat u op Facebook deed en was wel nieuwsgierig: je
moet niet altijd met eensgezinden optrekken en dus stuurde ik u destijds een
vriendschapsverzoek. U zag daar geen graten in en stemde toe.
U woont in Herentals, de stad van Keizer Rik II, als ik het
goed heb, en u bent arrondissementeel bestuurslid van de N-VA. U bestudeert de
egyptomanie. Dat zijn allemaal dingen die ik van u weet want een mens staat in
zijn blootje op het net.
Ik volg u dus al een tijdje. U plaatst veel cartoons op uw
tijdlijn, daar hebt u blijkbaar een boontje voor. Dat is leuk, ik houd ook van
cartoons. Maar ik ben natuurlijk niet blind voor het feit dat u die cartoons op
een eigenzinnige manier selecteert. Artistieke kwaliteit is niet meteen een
criterium, heb ik de indruk. Neen, u post alleen maar cartoons die in uw kraam
passen. En uw kraam is een Vlaams-nationalistisch kraam – dat doet mij trouwens
meteen denken aan dat ballo-smietokraam
van een paar jaar geleden, waar op een of andere Vlaams-nationalistische
festiviteit passerende Vlaams-nationalisten, en hun kroost, werden uitgenodigd
om een pop te bekogelen die een opmerkelijke gelijkenis vertoonde met de
toenmalige premier Di Rupo en die bovendien in de Belgische kleuren was
geschilderd. Een zeer verheffend spektakel vond ik dat toch niet. En ook niet volksverheffend,
als u begrijpt wat ik bedoel. (Het was trouwens op de
jaarmarkt van Beersel, in 2011, zie ik nu. Dus nog vóór de grote doorbraak
van uw partij. Handig, zo’n zoekmachine op je eigen blog. En ja, die foto’s
blijven maar circuleren op het net, je krijgt ze er nooit meer af.)
Laat ons niet discussiëren over humor en over het ‘niveau’
van bepaalde als humor bedoelde expressies. Dat levert meestal een steriele
discussie op, zeker als de deelnemers aan het debat vanuit een totaal ander
denkkader hun bijdrage leveren. Enkel dit: ik vind dat je altijd een
onderscheid moet maken tussen de ideologische strekking van bijvoorbeeld een
cartoon en de manier waarop hij is
uitgewerkt. Ik sluit niet uit dat ik een Vlaams-nationalistisch geïnspireerde
cartoon grappig zou kunnen vinden, of
goedgemaakt – die twee kan ik trouwens niet los van elkaar zien.
U reageerde op mijn
tekst over de cartoon van André Nollet die u op uw tijdlijn had geplaatst.
Voor wie het niet volgde, reproduceer ik hier onze korte Facebook-conversatie.
Christiaan Janssens
Belgicisten kunnen blijkbaar slecht met humor om.
Pascal Cornet Of die
cartoon al dan niet humoristisch is, daarover zullen we het maar niet hebben.
Ik ga niet voor de anderen spreken die hier hebben gereageerd, maar waaruit
besluit u dat ik belgicist ben?
Christiaan Janssens Je
hebt toch een vlag hangen aan je huis?
Pascal, waarom is belgisch
nationalisme ok en Vlaams niet?
Pascal Cornet Dat (van
die vlag) is waar, en na het zien van uw cartoon heb ik beslist om die tot en
met 21 juli te laten hangen, Rode Duivels of niet. Ik ben blij dat u de vraag
stelt, ik zal, met uw goedvinden, even mijn tijd nemen op erop te antwoorden.
Ik zal u op de hoogte brengen als ik het klaar heb. Duurt wel een dag of twee.
En ik zal mijn best
doen om niet in de valstrik van die afschuwelijke polarisatie te trappen.
Christiaan Janssens Maar
Pascal, daar gaat het juist over. Wie polariseert?
Laat ons toch een
beetje relativeren en elkaar trachten te begrijpen. Ik heb je stuk gelezen en
ik ben het niet eens met je argumenten en je conclusie maar ik merk wel dat je
niet over één nacht ijs gaat. Iedereen die zich engageert (politiek of anders)
verdient mijn respect. Ik hoop dat dat ook in de andere richting kan.
Pascal Cornet Als er op
een respectvolle manier wordt gesproken, zijn we al een heel eind in de goede
richting. Het verheugt mij dat u daartoe bereid bent. U zult het vast en zeker
ook appreciëren dat ik u door uw naam te taggen die gelegenheid heb geboden.
Christiaan Janssens
Inderdaad, geen probleem.
Voilà. Ik ben u dus een antwoord verschuldigd. Nuja, ik ben
u niets verschuldigd, natuurlijk, maar ik wil u wel antwoorden. Omdat u bereid
bent om op een beschaafde manier te praten, en omdat u onze gepolariseerde
samenleving blijkbaar ook als een probleem ervaart. Maar ook, en dat in de
eerste plaats, omdat dit een manier is voor mezelf om mijn gedachten op een rij
te zetten. Om na te denken, dus.
U begint met de veronderstelling dat ik, omdat ik
klaarblijkelijk geen Vlaams-nationalist ben, dan maar een belgicist zal zijn. Qua
polariserend denken kan dat wel tellen. En u stelt de vraag: waarom is belgisch nationalisme ok en Vlaams
niet?
Ik zal u eerlijk een paar bekentenissen doen, mijnheer
Janssens.
De eerste is dat ik soms jaloers kan zijn op volken die op
een evidente en onverdachte, onbezoedelde manier uiting kunnen geven aan de
aanhorigheid aan de natie waar zij toe behoren. De manier waarop, bijvoorbeeld,
de IJslanders de voorbije weken op het Europees voetbalkampioenschap achter hun
nationale team stonden, ja, dat ontroerde mij. Ze zingen hun volkslied uit
volle borst, tooien zich in hun nationale kleuren, en keren trots naar hun
eiland terug, zonder de minste baldadigheid. Mooie beurt maakt dat vriendelijke
volkje in Europa, denk ik dan. Een dergelijk nationalisme is warm, emotioneel
en comfortabel, en het lijkt niet bezwaard door minder fraaie passages uit de
eigen geschiedenis. Het is een nationalisme dat zichzelf niet vanuit een
conflict definieert. Het is wat ik een gezond
of aanvaardbaar nationalisme wil
noemen. Mensen voelen zich nu eenmaal verbonden met hun geboortegrond, ze
houden ervan dat ze kunnen staan voor het land waar ze wonen, en ze dragen dat graag
graag uit. (Tweemaal graag,
inderdaad.) Dat is allemaal heel normaal, dat is op zichzelf onschadelijk en
onschuldig. Een gezonde concurrentiële, niet conflictueuze, verhouding met de andere
landen, waarbij de bereidheid om samen te werken overheerst op de wil om elkaar
kapot te maken, hoort daar ook bij.
De tweede bekentenis, is dat het voor mijzelf steeds
onduidelijker wordt tot welke natie ik nu eigenlijk behoor. U kon in mijn tekst
al lezen dat ik twijfel: ‘ben ik Vlaming?, ben ik Belg?, ben ik Europeaan?’ Ik
vrees dat ik niet één van deze drie aanhorigheden kan onderschrijven. Het is
dus zeker niet zo dat ik omdat ik geen Vlaams-nationalist wil of kan zijn, ik
daarom belgicist ben. Ook al hang ik mijn vlag uit als ik aan de mensen in mijn
buurt en de passanten in mijn straat wil duidelijk maken dat ik hoop dat de
Rode Duivels goed presteren. (Het is overigens geen Jupiler-vlag, want dat was
toch het argument dat op een gegeven ogenblik een N-VA’er wilde inroepen, ik
denk twee jaar geleden tijdens het WK in Brazilië, omdat hij zich stoorde aan
de grote hoeveelheid Belgische driekleuren in het straatbeeld: het argument was
dat het niet zomaar kon worden toegestaan om in de publieke ruimte publiciteit
te voeren.)
Ik wil u – in kort bestek – uitleggen waarom ik mijzelf in
de gegeven context noch een Vlaming kan voelen, noch een Belg, noch een
Europeaan.
Ik maak een onderscheid, mijnheer Janssens, tussen een
culturele en een economisch-politieke nationale entiteit. En dan stel ik vast
dat het huidige Vlaanderen, dat van Gaston – ‘Wat we zelf doen…’ – Geens, van
de bonzen van Voka en UNIZO, en van de huidige minister-president, drijft op
een nationalisme dat zich in de eerste plaats economisch profileert. Bovendien
is dit niet een nationalisme dat probeert om zich vanuit een situatie van
onderdrukking te emanciperen, neen, het huidige Vlaams-nationalisme is in mijn
ogen een zelfgenoegzame reflex, die uit is op de consolidering en indien
mogelijk nog uitbreiding van de verworven macht, en dat desnoods ten koste van
de anderen (de Walen). Cultuur is daarbij niet veel meer dan een
commercialiseerbaar glijmiddel. En wie niet in de pas loopt, wordt
weg-gedesubsidieerd. Vlaamse cultuur moet in de eerste plaats inzetbaar worden
in de zelfpromotie van Vlaanderen. Tja, dan klinkt de slogan Flanders, State of the Art wel heel erg
hol. En als Katoenbaas Huts zijn miljoenen wil bijdragen in ruil voor fiscale
amnestie, dan is hij meer dan welkom.
Met dát Vlaanderen voel ik mij niet verbonden. Dat Vlaamse
cultuurbeleid gaat uit van een totale miskenning van wat kunst en cultuur onder
meer ook moeten zijn (en altijd geweest zijn, in álle naties): een voortdurende
kritische en bijgevolg ook lastige bevraging van de macht, vanuit elke mogelijke
ideologische hoek. Kunst kan, zo bekeken, nooit entartet zijn.
Ik stel mij niet de vraag of de Vlaamse kunstenaars waar ik een
boon voor heb Vlaamsgezind zijn of niet. Zij dienen de schoonheid, ze zijn
dwars, ze trekken zich, zolang het nog kan, van een mogelijke recuperatie – of
(financiële) boycot – door de overheid niets aan. Ik vind ze goed omdat ze sterk
en interessant werk leveren, niet omdat ze tot deze of gene obediëntie behoren.
Er zijn in heden en verleden genoeg voorbeelden te vinden van wereldvermaarde
Vlaamse kunstenaars (in Vlaanderen geboren kunstenaars) die zich van het
flamingantisme niets aantrokken en er zich zeker niet door zouden laten
recupereren. Ik heb voor hen veel waardering, niet omdat ze tégen Vlaanderen waren
maar omdat ze een internationale kwaliteit en uitstraling hadden (en nog altijd
hebben). Van de zogenaamde Vlaamse primitieven en polyfonisten (uit de tijd dat
er nog geen sprake was van het nationalisme dat wij vandaag kennen) tot grote Vlaamse
schilders als Permeke, Ensor, Van de Woestijne, Spilliaert en Wouters, Vlaamse schrijvers
als Paul van Ostaijen (extremistisch flamingant in een tijd waarin de Vlaamse
Beweging nog een verdedigbare emancipatorische beweging was), Buysse, Elsschot,
Boon en Claus, een op-en-top Vlaamse striptekenaar als Marc Sleen, Vlaamse muziekgrootheden
als Wannes Van de Velde en Tom Barman, Vlaamse dans- en theaterartiesten als
Anne-Theresa de Keersmacker of Julien Schoenaerts, enzovoort enzovoort – en ik
vergeet de architecten, de kunstintendanten… Al die mensen zijn Vlaams van
geboorte en het gehalte van hun Vlaamsvoelendheid kan mij gestolen worden omdat
ik in de eerste plaats en uitsluitend naar de kwaliteit van hun werk
kijk.
En ja, ik houd ook van Urbanus, zeker van de vroege Urbanus
met zijn kinderliedjes of als Hector in de gelijkname film van de Vlaamse
regisseur Stijn Coninx. Van André Nollet evenwel houd ik niet, maar dat had u
al begrepen. Niet omdat hij Vlaamsgezinde of anti-Belgische tekeningen maakt,
maar omdat ik hem als kunstenaar niet bijzonder hoog inschat.
Als Vlaming-zijn enkel een culturele invulling zou krijgen,
ja, dan heb ik niet de minste moeite om mij Vlaming te voelen. Er is immers genoeg
om trots op te zijn.
Maar ik vind het wél bijzonder lastig moeite om mij te
identificeren met de huidige Vlaamse arrogantie. Ik ken een beetje de
geschiedenis en weet derhalve dat er zeker deugdelijke redenen waren om zich
als volk te emanciperen in een Belgische context waarin het Vlaamse volk te
lang geen aanspraak kon maken op evidente rechten. Ik ben daar zelf ook
gevoelig voor, ik heb de franskiljons-aristocratische neerbuigendheid zelf nog
aan den lijve ondervonden. Maar met een Vlaams establishment dat vanuit een
machtspositie zijn verworven stand hooghartig hoog wil houden, zo nodig ten
koste van anderen: neen, daar kan ik mij niet mee vereenzelvigen. Als dat dan
bovendien altijd moet gebeuren met die kleinzerige kaakslagmentaliteit, die
bittere rancune (die zeer duidelijk blijkt in die cartoon van André Nollet), of
die steriele apothekersmentaliteit waarbij elke frank die naar het zuiden van
het land stroomt kortzichtig wordt afgewogen en waarbij elke solidariteit wordt
afgebroken – neen, voor dat Vlaams-nationalisme pas ik. Als het zich dan ook
nog eens tooit met symbolen die niet alleen door de collaboratie maar ook door
het extreemrechtse gedachtegoed van het Blok zijn besmeurd, en het nodig vindt
om ons die symbolen te pas en te onpas ongevraagd voor te houden, dan hoeft het
voor mij al helemaal niet.
Ben ik daarom belgicist of Europeaan? Neen, en dat is
problematisch want dat betekent dat ik thuisloos ben en geen blijf weet met
mijn zeer menselijk verlangen om ergens bij te horen.
Belg zijn is moeilijk vanwege het artificiële karakter van deze federale staat, die – en daar moet ik de flaminganten gelijk geven – steeds minder houvast biedt: zoveel bevoegdheden zijn nu al gedefederaliseerd, en het contact tussen beide culturen is zo miniem geworden, dat het alsmaar lastiger wordt om van een eenheid te spreken. Bovendien heb ik geen hoge pet op van het Belgique à papa en de besloten cenakels van de haute finance, of met het koloniale verleden dat, we zien het nog altijd veel te weinig onder ogen, van onze welvaart, ook de Vlaamse welvaart, een schuldige welvaart maakt. Ik voel wel die typisch links-intellectualistische, linkse sympathie voor de Belgische symbolen zoals die altijd opnieuw worden bovengehaald – het Belgische absurdisme en surrealisme, de geïnstitutionaliseerde ironie, het imago van bonvivants en levensgenieters en, tot op zekere hoogte, vrijbuiters – maar ik besef heel goed dat achter die symbolen een leegte wordt verstopt. Monarchist ben ik zeker niet, al vind ik wel dat in bepaalde crisissituaties het koningshuis een ceremoniële en, voor velen, troostende functie kan vervullen. En ja, het gezwaai met tricolore vlaggen wanneer de Rode Duivels spelen, dat is ook zo’n symbolenkwestie. Maar het stemt me dan wel weer vreugdevol als ik zie dat dergelijke sportmanifestaties kunnen leiden tot een samenhorigheid die Vlamingen en Walen er nog eens aan herinnert dat ze toch nog veel met elkaar delen.
Europa dan? Neen. Europa is zeker een efficiënte
vredesmachine gebleken – hoe lang is het niet geleden dat er op dit continent,
op Joegoslavië na, gedurende zeven decennia geen oorlog heeft gewoed? Maar het
is me te zeer verworden tot een financiële en economische constructie, een
bureaucratiemoloch, een platwalser van culturele verschillen en eigenheden. Ik
voel me geen Europeaan. Toch zeker niet in de eerste plaats.
En wat zeg ik dan, hoor ik u, mijnheer Janssens, zich
afvragen, als ik in het buitenland ben en men vraagt mij wát ik ben? Of als ik
moet ontkennen dat ik een Duitser of Nederlander ben, omdat men mij Vlaams
heeft horen praten? Wel, dan zeg ik altijd, zo mogelijk in de taal van de
vraagsteller, dat ik een Nederlandstalige Belg ben. Maar ik voel natuurlijk ook
wel dat mijn antwoord ontoereikend is. In de eerste plaats voor mezelf. En dan
kan ik wel eens dromen van een wereld zónder naties, een wereld waarin het
enige land Verenigde Naties heet –
het enige land, denk ik dan, dat de wereld nog zal kunnen redden.
Als u mij tot hier gevolgd bent, zult u misschien het gevoel
hebben een antwoord te hebben gekregen op uw vraag: Pascal, waarom is belgisch nationalisme ok en Vlaams niet? Dat u
voor het ene nationalisme een hoofdletter overhebt en voor het andere niet, ik
zal het u niet ten kwade duiden – het zal wel een tikfout zijn.
En dan hebben we het nog niet gehad over het gepolariseerde
klimaat waarin we zijn terechtgekomen. Wie er is begonnen? – dat lijkt me een
kinderachtige vraag. (Meester, hij is
begonnen!) Neen, waar het mij om gaat is dat het blijkbaar een infernale
cirkel is: eens het rad van de verwijten en de tegenverwijten begint te
draaien, is er geen ontkomen meer aan en de tegenstellingen worden alleen maar
groter. Ik volg nu toch al een jaar of vijfentwintig de vaderlandse (Vlaamse en
Belgische) politiek en ik meen me toch niet te vergissen als ik vaststel dat
het er nog nooit zo erg en irrationeel aan toe is gegaan. We mogen, denk ik dan
wel eens in een sombere bui, ons gelukkig prijzen dat we nog altijd met woorden
strijden.
Maar het is een steriele onderneming, die maar zal ophouden
wanneer een volgende verkiezing er in de een of andere richting een eind aan
maakt. Of wanneer het eindelijk tot ons zal doordringen dat er omvattender
problemen op ons afkomen, problemen in vergelijking waarmee onze
nationalistische strubbelingetjes hopeloos achterhaald en belachelijk zullen
lijken. Ik heb in elk geval een maand of drie geleden het besluit genomen dat
ik mij maar beter van politieke commentaren kon onthouden. U kunt hier
lezen waarom. En als u toch aan het lezen slaat, mijnheer Janssens, dan kan ik
u een tekst aanbevelen die ik meer dan twintig jaar geleden over nationalisme
schreef. U vindt die tekst, die ‘Besmette begrippen’ heet, hier.
Ik waarschuw u, het is een harde noot om te kraken, bijna met hiëroglyfische kwaliteit,
maar u zult daar als egyptomaniedeskundige vast geen moeite mee hebben. U moet
hem wel in de context lezen waarin hij is ontstaan: Joegoslavië, de Val van de
Muur, de dood van Boudewijn, ‘zwarte zondag’.
Zo, ik hoop dat ik u van antwoord heb gediend. Waarvoor een
slechte cartoon al niet goed kan zijn.
Vriendelijke groet,