1 juli 2013
Om kwart over zes op weg, het door Ramsey Nasr voorgedragen
gedicht ‘Man en vrouw’ van Adriaan Roland Holst in de oren:
Na jaren lust, vermeende liefde, en later
afkeer, en later weer doodmoe verdrongen
wrok om ontgoocheling…
Het is een wrang, bitter gedicht over het huwelijk; het doet
me heel erg denken aan dat van Elsschot: dezelfde teneur, nauwelijks minder
expliciet de ontgoocheling uitschreeuwend.
…Sindsdien, als verdreven,
Gaan zij de stenen weg van hun nadagen
langs het gewezen paradijs. Zij zagen
zonder een woord naar de verloren dreven.
En dan zie ik met mijn geestesoog opnieuw wat ik gisteren in
Ryckevelde zag, toen ik er met S. door de centrale dreef fietste: opeens,
rechts, in de dreef die door het nieuw aangeplante bos leidt (waar twintig jaar
geleden nog een langs alle kanten omsloten akker lag, ongeveer twee hectare
groot): een man achter een fototoestel op statief, en een meter of vijf dieper
de dreef in een hurkende vrouw. Ik denk, dat kan toch niet zijn, maar dan staat
ze recht en zie ik haar in volle glorie: naakt, een prachtig, vol, zeer
vrouwelijk lichaam, brede heupen, grote borsten, lange manen. De herinnering
aan deze dreef verlies ik nooit.