29 juli 2013
Gisterenavond naar Zomergasten gekeken. De Nederlandse
cabaretier Hans Teeuwen was er te gast. Hij had de fragmenten gekozen: uit Singing in the Rain (een tapdansscène),
een debat tussen de Britse journalist Christopher Hitchens en Tony Blair over
alle ongein die uit geloven voortkomt, een interview van Theo van Gogh met Pim
Fortuyn, een Brit die tegen de islam fulmineert, een Amerikaanse komiek die
speelt dat hij het erg vindt dat hij geen succes heeft, een vreemde videoclip
van een ‘creepy’ Zuid-Afrikaanse rapband, de ‘geniale’ 147 die snookerspeler Ronnie
O’Sullivan ooit scoorde, een sublieme Glenn Gould in een passage uit een
pianoconcerto van Bach. Teeuwen probeerde niet al te ADHD te doen, de
interviewer, debuterend in Zomergasten, bleef min of meer zijn zenuwen de baas.
Maar ’t was vooral een gemiste kans, vond ik. Wilfried de Jong vroeg niet door,
vond geen rode draad, drong niet door tot de kennelijk toch nogal warrige
psyche van Teeuwen. Die gaf hem nochtans wel een paar openingen (‘Ik ben toch
een gevoelige jongen’), maar De Jong maakte daar niet alert genoeg gebruik van.
De hele uitzending kreeg daardoor iets vlaks, beide heren kwamen niet verder
dan een aaneenrijging van fragmenten. Een uitputtingsslag, je vergat iets te
weinig vaak dat het nog drie uur, twee uur, één uur bleef duren. Sommige dingen
die werden gezegd waren best wel controversieel – met name bij de moslims zal
Teeuwen zeker geen nieuwe vrienden gemaakt hebben. Ik begrijp zijn standpunt
wel, maar het is een theoretisch standpunt; ik ben meer voor een ethiek die je
in elkaars ogen kijkend kunt verdedigen. ‘Bent je nu niet aan het veralgemenen,
Hans?’ ‘Hoe bedoelt u, veralgemenen? In het algemeen of in het bijzonder?’
Teeuwen vond het nodig om te tonen dat hij toch een
ongelooflijke durfal is, hij durfde zelfs een sigaret op te steken in de studio
en het was live, dus kon het er niet worden uitgeknipt. En hij speelde een
beetje met de interviewer – dat was ook heel gewaagd. Eigenlijk, moet je dan
vaststellen, is ‘Zomergasten’ een zo geïnstitutionaliseerd programma dat de
mensen die erin optreden, de interviewer en zijn gasten, voortdurend een
metaspelletje zitten te spelen, in functie van de talrijke commentaren en
recensies die onvermijdelijk zullen volgen. Het wordt een wedstrijd, de
vergelijkingen met de vorige edities en jaargangen zijn al niet uit de lucht
terwijl het programma nog aan de gang is. Je zou een analyse kunnen maken van
de kleine zinswendingen, gebaartjes en gedragingen die impliciet een commentaar
inhouden op dat metadiscours, of die erop anticiperen. Veel spontaneïteit is er
daardoor uit weg en dat zal dan wel zijn wat sommigen bedoelen als ze zeggen
dat er sleet op de formule zit.