En tussen de tapijten aan de muren hingen de
familieportretten. Sommige waren van dikke, gladgeschoren effendi’s met bolle
gezichten, een rode fez met een zwart kwastje op hun hoofd, hun lichaam geperst
in een dik lichtblauw kostuum, met twee gouden kettingen die over hun bolle
buik liepen en in een zak verdwenen, de een in de linker zak, de ander in de
rechter.
Amos Oz, Een verhaal
van liefde en duisternis, 475