vrijdag 20 september 2013

los ingeslagen 116


26 juli 2013

Losse aantekeningen over ons verblijf bij J. en M.-A.

Gesprekken over G., pedagogie, bureaucratisering, politieke terreur en kalligrafie in China. Ze leren daar eerst letters in steen kappen alvorens zich aan het lettertekenen met een penseel te begeven. Een vooraanstaande kalligraaf werd er tijdens de zogenaamde Culturele Revolutie de hand afgehakt, maar hij kon zich behelpen met een prothese, eenzaam werkend op zijn kleine grauwe appartementje in een of ander voorgeborchte van een vervuilde industriestad (dat zijn ze in China allemaal, de industriesteden: vervuild – in die mate zelfs dat ze er in Japan, waarnaar al dat vuil met de overheersende winden overwaaien, hun beklag over maken). J. bevrijdt een kikker uit een regenton. J. doet oefeningen met een bezemstok: ritueel-vertraagd voor zich uit denkbeeldig een spleetoogvijand de kop klievend; evenzeer ritueel-vertraagd de stok aan beide uiteinden vasthoudend, voor zich uit houdend en dan boven het hoofd tillend en, zonder de greep te veranderen, zo ver mogelijk achter de schouders brengend. M.-A. fotografeert de bessen- en aardbeienoogst uit de tuin. S. heeft een gesprek met M.-A. over persoonlijke kwesties terwijl ik boven in de slaapkamer een uiltje knap voor het open raam waardoor wat frisse lucht binnenwaait. Ik maak samen met J. een fietsritje naar Wannegem. We rijden over een hoogte waar, volgens J., tijdens een slag met een of andere Napoleon een paar duizend huurlingen gesneuveld zijn; de beek die er ontspringt heet nog altijd de Rode Beek. Tegenover de kerk van Wannegem wordt de pastorie gerestaureerd. We fietsen het domein op en vragen of we even mogen binnenkijken in de bouwval. Dat mag eerst niet maar nadat we even een handje toegestoken hebben bij het naar buiten takelen van een te vervangen raam, mag het dan weer wel. Het is een prachtig huis met hoge kamers, op de muren zijn al kleurproeven uitgeprobeerd, de naar achteren aflopende tuin is wel een hectare groot. We passeren aan het landgoed van sterkok Goossens: een aaneenschakeling van villa’s, domein, vijver, gastenverblijven etcetera en toch is die man depressief? We gaan even langs bij een kennis van J. waar vannacht de bliksem is ingeslagen. Verzekeringsexperts zijn er bezig met het opmeten van de schade. Ja, die bliksem vannacht, dat was nogal wat. We hadden het onweer zien en horen aankomen en lagen nog maar net in bed of daar sloeg er een bliksem in, vrijwel onmiddellijk gevolgd door een knetterende donder (J. zei ’s anderendaags dat hij de donder zelfs had horen fluiten), zo dicht dat we dachten dat de linde naast het huis getroffen was. We eten muesli met yoghurt, spreken over Vlaamse stripkunst en Vlaamse kleinkunst. We hadden het eerder over de Chinezen die de R niet kunnen uitspreken en – onafhankelijk daarvan, wanneer M.-A. en S. een brood aan het bakken zijn – doet J. een grappige verspreking: ‘industrieel bloot’. Nadat ik een uur of wat met mijn boek in de hangmat naast de schapenwei heb gelegen, hebben we een grondig gesprek over T., en bij het avondeten spreken we over carnavalsstoeten. ’s Nachts lees ik Ann Meskens’ boek Eindelijk buiten. Op bladzijde 109 schrijft ze: ‘Dat less ook more zou zijn, is een uitspraak die enkel kan bedacht worden door mensen die te veel hebben.’ S. vertelt de volgende ochtend dat ze heeft gedroomd over een kostschool op een hoog boven een afgrond uittorenende falaise. De directrice prees in die droom haar winkel aan: ‘Onze grote troeven zijn het panorama en het uniform.’