donderdag 8 januari 2009

Mijn woordenboek (211)

AFSLUITER

Dat woord plachten we wel eens te gebruiken na een lange avond of een halve nacht stappen. Ook in trek was de al enigszins zwalpende uitdrukking ‘een laatste voorlaatste’, maar de betekenis lag daar wel lichtjes anders. Wie ‘een laatste voorlaatste’ aankondigde, voelde wel dat het einde in zicht was maar had nog geen zin in stoppen.

De term ‘afsluiter’ dook normaal gezien vroeger op de avond op: wanneer iedereen nog nuchter genoeg was om ongeschonden huiswaarts te keren. Of om dat althans te wíllen want je wist nooit wat er misschien tóch nog te gebeuren stond. Eens een kritiek punt overschreden, werd het gebruik niet meer aan regie of geplogenheden onderworpen. Dan keerde de telling om en ging de afsluiter weer over naar een laatste voorlaatste. Hoewel, soms bloedde de avond, of nacht, stomweg dood. Dan kon het gebeuren dat je daar alleen stond met die laatste voorlaatste, die dan onherroepelijk de laatste bleek te zijn want je had niemand meer om je averechtse tellingen te toetsen.

Eén afsluiter zal mij altijd bijblijven. En daarover wil ik het hier hebben. Het is de mooiste afsluiter die ik ooit gehad heb, enfin, ik moet nauwkeurig zijn: het waren er zeven. We namen immers elk een ‘afsluitend’ rondje voor onze rekening – en het was toen nog met Franse franken rekenen.

We zouden een weekendje Cap Gris Nez afsluiten. Daar gingen we vroeger met de vrienden heen. (De vriendengroep doorstond de huwelijken, wat veeleer uitzonderlijk is, maar bleek niet bestand tegen de scheidingen…) Het was prachtig weer, de zon begon al flink te zakken, we zouden er nog eentje drinken en dan naar huis vertrekken om voor het donker thuis te zijn en naar Sportweekend te kunnen kijken. Dat was buiten de waard gerekend, al zat die er voor niets tussen: wíj waren het die de consumpties regelden. We stonden buiten in het zonnetje (er waren geen stoeltjes want ’t was buiten het terrassenseizoen) en lieten de al rood wordende gloed op onze kaken branden. We stonden op een rij, voor een maximale expositie. Wij dronken en de zon zakte en schoof naar rechts op. De slagschaduw van een huis kwam onweerstaanbaar op ons af, waardoor wij steeds verder naar links moesten uitwijken. Wij moesten altijd maar verder lopen om onze bestellingen op te halen, wij stonden op den duur naast het café. Pas toen het zonlicht, en de bijhorende warmte, helemaal achter dat huis verdwenen was en het ernaar uitzag dat de zon zich die dag niet meer zou laten zien, en pas nadat iedereen zijn traktatie had volbracht (die twee tijdstippen vielen wonderwel samen), besloten wij deze vergadering op te breken. De straling, de warmte, de drank en de vriendschap hadden ons danig verblijd.

Uiteindelijk kropen we enigszins beschonken (toen was dat nog mogelijk, ik spreek van meer dan twintig jaar geleden) in onze auto’s en vatten de terugreis aan. Een mooiere afsluiter heb ik sindsdien nooit meer gehad.