090103 – Ik zag Amarcord van Fellini vooral als een genereuze opeenstapeling van fantastische beeldcomposities waarin de personages worden ingezet en heen en weer geschoven als stillevenattributen. Maar het is natuurlijk ook een poëtisch zelfportret, vol liefde en mededogen voor gezinsleden en medemensen – níet voor schoolmeesters en fascisten.
Er vliegt af en toe iets door het scherm. Iets dat uit talloze partikels bestaat – het dwarrelt, het waait, het staat nagenoeg stil: pluisjes, bladeren, sneeuw, sterren. Kijk, lijkt Fellini te willen zeggen, hoe wij slechts een pluisje, een blad, een dwarrelende vlok zijn in het universum. Maar ook een ster die kan schitteren. Amarcord gaat over het vermogen om te dromen, over de wens te wonen. In een huis, een vertrouwde omgeving, op een geboortegrond. Ergens in de film kijkt iemand naar het firmament. Hoe blijven die sterren op hun plaats, wat is hun fundament?
Heel mooi is op het eind de begrafenisstoet: moeder, en meteen ook de geborgen jeugd, wordt ten grave gedragen. De stoet passeert aan de cinema en daar staat buiten een bordkartonnen dubbelportret van Laurel & Hardy met daaronder de mededeling: ‘Prossimamente’. Nu moet je treuren, maar straks keren de vreugde en de lach terug.