½8 Adiga en ontbijt. We spreken over familierelaties – broers, zussen… – en over de aanwezigheid van cultuur, of de mate waarin cultuur aanwezig was, in de gezinnen waarin we zijn opgegroeid. Bij mij was het: de Franse taal in nieuwsberichten op de radio en programma’s op tv (La séquence du spectateur, Le petit rapporteur en Au théâtre ce soir, waar ik nooit naar keek maar waarvan ik toch altijd wel een flard opving, zeker het gehamer met de bezemsteel op de vloer van het speelvlak achter het nog gesloten gordijn om de aanvang van het stuk aan te kondigen en de zaal tot stilte te manen (meerdere keren kort na elkaar en dan drie keer met een langere tussenpauze)). Er was ook vaak klassieke muziek: in de vorm van fonoplaten maar ook van radioprogramma’s, onder meer het nimmer geëvenaarde Opera & Belcanto op zondagmiddag: mijn vader deed in de zetel zijn middagdutje en toch mochten we niet op een andere zender afstemmen. Met de boeken die mijn ouders lazen, en ze lazen veel, is er nooit een brug geslagen. Met zestien las ik een paar boeken van Nevil Shute en Johannes Mario Simmel, die ik mijn moeder had zien lezen, maar daar had ik snel genoeg van. S vertelt over de filmcultuur waarin ze opgroeide en de quasi totale afwezigheid van muziek. * Via Blangy en Buxy…
…naar Chapaize. De nadering vanuit Cormatin doet mij iedere keer opnieuw naar adem happen. De richting van de weg; de schaal van de toren in het landschap. In de kerk wordt een groep bejaarden voorgelicht door een enthousiasteling. Dat verknalt onze beleving van dit unieke stukje publiek patrimonium. Buiten begint het te regenen. * Terug in Cormatin laten we ons op het artisanale marktje een veel te duur stuk Tomme-kaas aansmeren. En we kopen natuurlijk ook een worst en een Frans brood en een fles wijn en, omdat we – ook dat is klassiek – er een vergaten mee te nemen, een kurkentrekker. In de telefooncel naast het gesloten postkantoor hangt een protestbrief, dat het toch godgeklaagd is en van misprijzen getuigt voor de oudere en minder mobiele inwoners van Cormatin dat de postbeambte tijdens haar congé niet wordt vervangen. * In Macon terug op de snelweg naar de soleil. In een benzinestation zien we…
…enkele militairen van dichtbij: kakipakken, tattoo’s, kortgeschoren schedels: indrukwekkende, zeer mannelijke verschijningen. Sommigen dragen, met de loop naar beneden, een mitraillette op hun rug. Hilariteit wanneer er een, door te bukken om zijn volgelopen bekertje uit de koffieautomaat te plukken, met die loop onder S’s rok zit. * Vienne, Orange, Avignon – al weet ik nooit, en herinner ik me ook nu niet, de precieze volgorde. We rijden Marseille binnen. Ons hotel, met de heuglijke naam ‘Benidorm’, hetgeen met wat goede wil ook wel ‘goed slapen’ zou kunnen betekenen, bevindt zich in de voorstad L’Estaque. * We nemen het aperitief op een terras langs de op de jachthaven uitgevende ‘Littoral’ waaraan ook het hotel is gelegen en picknicken vervolgens op een bank op het pleintje voor de kerk, met uitzicht op de baai. We zien, terwijl we de worst uit Cormatin aansnijden, de ferryboten de haven van Marseille uitstomen. * Na het eten maken we nog een fikse wandeling…
…over deels geaccidenteerd terrein tot boven op de heuvel achter de voorstad, en dan weer terug naar beneden, ver van de gebaande paden, waardoor we uiteindelijk na een bijzonder steile afdaling in de achtertuin van een privéwoning terechtkomen. De bewoner, die zijn hortensia’s aan het begieten is, verleent ons vriendelijk doorgang. * Ik lees nog wat in De witte tijger en val omstreeks 10 als een steen in slaap.