zaterdag 21 juli 2018

driekleur 360


Terwijl de toegestroomde familie het uit gele steen opgetrokken dodenhuisje binnenging stond ik in een waterig zonnetje op rood grind. Mijn vader – verre echo’s van geween en gedempte stemmen klonken via de kier van de deur – zei me dat peter nu op een ‘verre reis vertrokken’ was en nooit meer terug zou komen. De opwinding van een verre vreemde reis en het mateloos verdriet van de achtergeblevenen uit spijt omdat ze niet waren meegegaan – niets droeg er toe bij de dood voor mij verschrikkelijk te maken. Hij werd alleen maar mysterieus, als een blinde vlek in het geheugen, een vergeten naam of gezicht waarop men eindeloos dubt zonder nader bij de herinnering te komen. De zwarte kledij van de rouwenden, de vorm van het doodshuisje en de zware deuren waar men schroomvol, snikkend en gedempt pratend in en uit trad, bepaalden mijn beeld van de dood.

Jotie T’Hooft, Heer van de Poorten, 10-11