Op 20 mei, Pinksterzondag nota bene, maakte ik met
mijn koersfiets een stuurfout. Die zou ik niet hebben gemaakt indien ik op dat
moment niet vermoeid, achteropgeraakt, verstrooid en overmoedig was geweest.
‘Het is rap gebeurd’ is een van de clichés die ik het vaakst heb moeten horen
en op den duur ook zelf begon te gebruiken omdat clichés nu eenmaal de
eigenschap hebben dat ze vrij adequaat de werkelijkheid weerspiegelen – en we
moeten niet altijd origineel proberen te zijn. Die ene foute inschatting had een
spectaculaire val tot gevolg (die ik enkele weken later visualiseerde ten
behoeve van mijn collega’s, die ik te bedanken had voor een geschenkbon die ze,
om mij een hart onder de riem te steken, hadden gefinancierd) maar ook twee maanden ziekenhuis
en evenveel operaties en complicaties. Ik heb, als ik het goed heb bijgehouden,
tot mijn ontslag op 20 juli op zeven verschillende afdelingen gelegen: spoed,
orthopedie, intensive care, midcare, pneumologie, revalidatiekliniek, opnieuw
spoed, urologie en uiteindelijk weerom de revalidatiekliniek.
Hoeveel keren heb ik aan dat ene moment teruggedacht!
Kon ik de tijd maar terugdraaien! Hoe was het mogelijk geweest dat ik, die
altijd zo voorzichtig ben op de fiets, te snel die slagboom wilde omzeilen, dat
ik tien centimeter lager rechts van het smalle asfaltpadje belandde dat rond de
slagboom heen leidt, dat ik met mijn linkerpedaal dat asfalt raakte en zo
mijzelf ondersteboven en achterstevoren katapulteerde, waarna ik, uiteraard na
met mijn rechterschouder en linkerheup beide obstakels vol geraakt te hebben,
tussen een elektriciteitskast van Engie en een betonnen paal belandde, met
daarop de naam van de plek: ‘Vaartstraat’. Ik ‘kreeg’ mijn accident naast de
vaart in Hoeke (Damme), meer bepaald tussen Hoeke en Sluis (Nederland), nog
meer bepaald: zowat precies op de grens tussen België en Nederland.
Een hap van twee maanden uit mijn leven was het
ingrijpende gevolg. Als ik er niets over schrijf, wordt die hap een gat.