Ik geef nog een voorbeeld van het soort denken waaraan wij onderworpen zijn en dat magisch zou kunnen worden genoemd – in weerwil van ons rationalisme waarvan wij denken dat het onze levens volledig bepaalt, transparant maakt, inzichtelijk, voorspelbaar en beheersbaar. Dat voorbeeld betreft onze gehechtheid aan het echte. Op de een of andere manier willen wij dat de emoties waaraan wij zoveel belang toekennen ingegeven zijn door een juiste ervaring. Wij willen niet achteraf moeten vaststellen dat een emotie waarvan wij dáchten dat ze echt was, blijkt te zijn ingegeven door een foute waarneming. Wij streven dus niet alleen naar het hebben van een bepaalde ervaring, maar ook naar een authentieke band met de materiële werkelijkheid die deze ervaring bewerkstelligt.
Julian Barnes heeft het in uit De
papegaai van Flaubert over de biografische interesse. Wij
hechten belang aan voorwerpen die een rechtstreekse, fysieke band hebben gehad
met een persoon die wij bewonderen. De ervaring waar het in dit verhaal om
draait, is het gevoel bekocht te zijn. De biograaf vond de papegaai die
Flaubert had gebruikt bij het schrijven van zijn verhaal Un coeur simple, onderging daarbij een soort van historische
sensatie, of een sensatie van historiciteit, hij voelde zich op een materiële
manier rechtstreeks verbonden met de door hem vereerde schrijver, en
moest daarna onder ogen zien dat hij zich mogelijk had vergist. Maar de
sensatie die hij had gevoeld was toch echt geweest? Blijkbaar kun je echte
gevoelens hebben bij onechte of onterechte ervaringen? Deze verwarring
deconstrueert als het ware de intense zinervaring die onze flaubertofiel heeft
gehad. Ze laat hem in verwarring achter. Hij beseft dat zijn gehechtheid aan
het échte door irrationaliteit wordt gekenmerkt. Hij moet vaststellen dat hij
in zijn verhouding tot objecten – in dit geval die papegaai – blijkbaar niet
alleen is geïnteresseerd in de aangename ervaring die deze objecten tot stand
kunnen brengen.
Hoe perfect de replica ook zijn, wij nemen enkel
genoegen met the real stuff. Ook als het gaat om een stuffed parrot.
Er zijn nog andere voorbeelden van magisch denken.
Denk aan het belang dat wij hechten aan nabijheid.
Nadat we getuige zijn geweest van een ongeluk, krijgt die plek voorgoed een
andere betekenis. Of we komen in het buitenland iemand tegen die we thuis niet
eens zouden groeten. Of iemand van de eigen familie of het eigen volk krijgt
voorrang op wie ons vreemd is… Die voorrang voor het eigene heet particularisme
(versus universalisme) en krijgt, bijvoorbeeld in de gedaante van nationalisme
of racisme, vervelende trekjes ‘wanneer aan de leden van de eigen groep een
objectieve superioriteit wordt toegeschreven’.
Nog een voorbeeld van magisch denken: coïncidenties en de bijzondere betekenis
die wij daar aan hechten, bijvoorbeeld wanneer twee personen blijken op dezelfde
dag te verjaren...
Er zijn dus vele vormen van magisch denken, vormen die
een impact hebben op ons handelen maar die de toets van de rationaliteit niet
doorstaan. Met utopieën is het net zo. Wij spiegelen onze huidige situatie,
die, zoals we allemaal weten, onvolkomen is, aan een ideale situatie, in een
ideale wereld, en in de mate dat we denken dat die wereld bereikbaar is, weten
we ons door die vergelijking getroost.
Natuurlijk is ook het omgekeerde mogelijk. Precies
omdat we de onbereikbaarheid van dat ideaal zien, en dus niet ‘geloven’ in
utopieën, moeten we vrede zien te nemen met wat er is.