Vreemd toch, hoe zoveel utopieën, hoe goedbedoeld ook,
ontaarden in bureaucratische, hyperrationele, onmenselijke en onleefbare
distopieën. Opmerkelijk daarbij is dat de structuur van het utopisch handelen
diametraal tegenover de structuur van de zinervaring blijkt te staan.
Om dat te verduidelijken, moet ik iets over de
zinervaring zeggen. Ik ben voor wat nu volgt schatplichtig aan mijn goede
professor en, in 1985, promotor van mijn licentiaatsverhandeling Arnold Burms.
Hij leerde mij dat de ervaring van zin altijd samengaat met de aanvaarding van
de mogelijkheid van zinverlies.
In het onvolprezen boekje De rationaliteit en haar
grenzen (Leuven, acco, 1986) leggen Arnold Burms en Herman De Dijn haarfijn
uit wat de zin van het leven is. Het boekje is niet meer verkrijgbaar in de
boekhandel, ook niet in de betere. Ik bewaar het thuis in een kluis en ik leen
het niet uit.
Beide professoren vertrekken, in het hoofdstukje
getiteld 'Zingeving', van de vaststelling dat er geen zin kan bestaan zonder
het risico van zinverlies. Zin is
niet mogelijk als zin al op voorhand vastligt. Daarom, aldus de auteurs, 'is de
idee van een alomvattende zinvolheid illusorisch'. Elke utopie die de belofte
inhoudt van een totale zinvolheid, is nonsensicaal – zo zou je het evengoed
kunnen stellen.
Om duidelijk te maken wat de auteurs met hun
basispremisse bedoelen, geven ze het voorbeeld van een van de belangrijkste
drijfveren in ons leven: het verlangen
naar erkenning. De bevrediging van dat verlangen kan maar als zinvol
ervaren worden voor zover het ook mogelijk is dat het verlangen niet wordt ingewilligd. Een vooraf
verzekerde of afgedwongen erkenning is waardeloos. Enkel de waardering van een
vrij en autonoom van onze wil handelend en denkend individu is voor ons
waardevol. Maar dan moeten wij ook aanvaarden dat deze waardering ons ook kan
worden ontzegd.
Een ander voorbeeld is het spel. Een spel waarvan op voorhand de uitslag vaststaat, spelen
wij liever niet. Wij winnen graag, maar die overwinning heeft voor ons maar zin
als we ook hadden kunnen verliezen, als de uitslag onvoorspelbaar is.
Wat is een overwinning waard als hij op voorhand vastligt?
Zowel in het verlangen te worden erkend als in onze
interesse voor het spel spelen dus motieven mee die niet te herleiden zijn tot
een rationele houding. Wij willen méér of in elk geval iets anders dan enkel
met rationaliteit te bereiken valt.
In een ander hoofdstuk ('De ideologie van het
individualisme als ontkenning van de zingeving') wijzen de auteurs op wat zij
noemen 'de potentieel destructieve kracht van het Verlichte rationalisme'. Hier
is het dat beide denklijnen van mijn betoog – de denklijn over utopie en de
denklijn over zingeving – elkaar kruisen.
De utopische gedachte die onze levens overheerst, is
die van het door een instrumentalistisch opgevat rationalisme gestuurde
vooruitgangsgeloof. Wetenschap en techniek zullen leiden tot een betere wereld
waarin elk individu welvaart en welzijn kan verwerven en beleven, en al zijn
mogelijkheden vrij kan benutten, of, zoals dat dan heet, zichzelf kan
verwezenlijken. Dat is allemaal goed en wel, maar de humanistische idealen van
de Verlichting houden een mogelijke radicalisering in. De beheersbaarheid die
door wetenschap en technologie wordt belichaamd, staat tegenover de structuur
van ons verlangen naar zin, dat zich uitlevert aan onvoorspelbaarheid en
onafdwingbaarheid. Ons leven kan maar intens zijn, schrijven Burms en De Dijn
in De rationaliteit en haar grenzen, 'als we niet volledig het effect
kunnen berekenen van wat we ondernemen, d.w.z. als we ons laten verrassen,
overrompelen of op sleeptouw laten nemen. Wie te bewust streeft naar
interessante ervaringen, heeft weinig kans dat hij iets interessants zal
beleven.'
Wanneer een instrumentalistische rationaliteit niet
wordt ingedijkt, leidt ze tot twintigste-eeuwse fenomenen als de
chronometrering van de verpleegkunde, de planlast in het onderwijs en de hele
atmosfeer van zogenaamde professionaliteit, management en cijfermatige
benadering – in haar meest extreme vorm: digitalisering – van het intermenselijke
verkeer. Het meest extreme voorbeeld van een geradicaliseerde rationaliteit is
de bureaucratisering van de dood in Auschwitz.
Het hoeft niet altijd zo extreem te zijn, maar
duidelijk is wel dat instrumentalistische rationaliteit kan ontaarden in
precies het omgekeerde van de zin die we in het leven kunnen vinden.
Ik ga nu moedwillig kort door de bocht – om de zaken
scherp te stellen.
Een minderheid heeft het licht gezien en dompelt de
rest van de mensheid in duisternis. Het utopisme dat wordt doorgedreven tot een
totalitarisme heeft al te vaak tot excessen geleid, tot dictaturen, tot
genocides, tot extreme inperkingen van vrijheid. We leven op dit ogenblik in
een totalitair kapitalisme dat, behalve voor het voortbestaan van de planeet
ook voor onze zinervaring en geluksbeleving niet bepaald de beste oplossing
lijkt.
(wordt vervolgd)