Op de binnenplaats achter het hek zaten oude mensen …
zonderlinge, aan struma lijdende en
halfgekke vrouwen, en mannen die je met schuim om hun mond aangrijnsden en hun
spuug door de tuinpoort sproeiden.
Lojze Kovačič, De
nieuwkomers I, 191
struma (het &
de (m.); g.mv.) (pathol.) krop 1 (I, 5): diffuse
struma, waarbij de schildklier gelijkmatig vergroot is; knobbelige struma, waarbij de
schildklier een of meer knobbels bevat
82
Maar de uit Japan afkomstige bakelieten ocarina’s bijvoorbeeld, daar keek niemand naar om.
Lojze Kovačič, De
nieuwkomers I, 246
ocarina (de; -‘s)
muziekinstrument in de vorm van een vogelromp, met negen toongaten en een kort
buisje in het midden waarop geblazen wordt
83
De man lachte en draaide zich naar Gabriël om. ‘Had je me
niet wat knapper kunnen maken, kleine doerak?
Ik lijk wel een wild zwijn.’
Hanif Kureishi, Gabriëls
gave, 91
doerak (de (m.);
-ken of -s) 1 gemeen, laaghartig
mens 2 (gunstig) ondeugd (II, 1),
bengel (5): ’t is zo’n lekkere doerak!
84
Ons avondeten bestond uit blikjes surimi en we doken samen met tekenfilmfiguurtjes uit de jaren
negentig een badkuip in (…).
Valeria Luiselli, De
gewichtlozen, 103
surimi /surimi/
(de (m.); g.mv.) een goedkoop soort visgehakt of -pasta
85
Ik kroop nog dieper ineen: een schoothondje tussen mastiffs.
Valeria Luiselli, De
gewichtlozen, 165
mastiff /mɑstıf/
(de (m.); -‘s) Engelse dog