2872
Eenmaal ben ik van huis weggelopen, ik was tien jaar.
Niet omdat er iets onaangenaams was gebeurd, of omdat de toestand mij op en
andere manier bedrukte, maar omdat ik plotseling weg wilde, misschien was het
een bepaalde geur in de lucht, of een witte stapelwolk aan de horizon. (14)
2873
Het was nog steeds bewolkt, maar al veel
warmer, de insecten, die tegen mijn voorruit uit elkaar barstten, namen toe in
aantal en werden geleidelijk groter.
(76)
2874
We lachten en gingen naar het raam, maar het was bewolkt. (83)
2875
Dus kijk ik de hele reis naar het voorbijglijden van
de landerijen en de dorpen in de diepte, of in het verblindende wit van de wolken
tegen het raampje, waarin het lijkt of de machine stilstaat, of zelfs achteruit
vliegt. (102)