De neorealistische kroniek van de strijd tegen de rijken
liet ruimte voor liefderijk gedetailleerde plaatsbeschrijvingen door de
elegische Pasolini. Wanneer de deur van het verenigingsgebouw van de arbeiders
blijft openstaan, ‘viel er sissend een rechthoek van naargeestig geel licht op
de modder’. Wanneer een van de boerenmeisjes een nieuwe rode jurk past, is dit
kledingstuk ‘bijna oogverblindend’ en wanneer een jongen, nu oud genoeg om in
de Mangiarotti-fabriek te gaan werken, blijft rondhangen in de hoop haar tegen
te komen, is dat te midden van ‘bevroren akkers, die bijna zwart waren, ondanks
de laatste vlammende stralen van de zon die onderging aan de andere kant van de
vlakte’.
Barth
David Schwartz, Pasolini requiem, 232