Buffon brult met gesloten ogen – en behoorlijk vals – het Fratelli d’Italia, het Italiaanse
volkslied:
Stringiamci a coorte,
siam pronti alla morte,
l'Italia chiamò!
siam pronti alla morte,
l'Italia chiamò!
Het mag
niet baten: de Azzurri zullen met 4-0 de boot in gaan, geveld door het
oppermachtige tiki-takavoetbal van de Spanjaarden. Ook Balotelli kan geen vuist
maken, six pack of niet. En waar is Pierke Pierlala Pirlo? Vakkundig
geneutraliseerd door de Spaanse middenvelders die, zo leren ons de analisten
tijdens de rust met zwierig uitgezwaaide pijltjes op het scherm, systematisch de
looplijnen dichten. We hebben genoten van dit kampioenschap. Vaak goed voetbal,
zeer sportief, een buitengewone halve finale tussen Duitsland en Italië. Maar
een terechte winnaar, het moet gezegd. Al was het maar omdat ploeggeest en
collectiviteit het hebben gehaald op de individuele klasse en rotverwende
egotripperij van bijvoorbeeld de Nederlanders of de Fransen. Al blijven het
natuurlijk multimiljonairs waarop we ons zitten te vergapen – het valt me
alsmaar moeilijker dat te vergeten. Soms lukt dat nog door de schoonheid van
een fase, de artistieke krul van een inswinger, de altruïstische inzet van
gedoodverfde vedettes.