Pascal Mercier, Lea, 19
zaterdag 28 juli 2012
driekleur 99
Het eerste waar mijn blik door werd getroffen was een golf
van zwartglanzend haar die bij elke beweging van haar hoofd opnieuw onder een
lichtgekleurde hoed met drie punten tevoorschijn kwam en zich over de opgevulde
schouders van haar jas leek uit te storten. En wat een sprookjesachtig
rokkostuum! Verbleekt lichtroze en verwassen geel, kleuren als van een
vervallen palazzo. Daarop tekenden zich als op een gobelin grillig gevormde
drakenfiguren af, roodgouden draden en rode glassplinters die schitterden als
kostbare robijnen. Er zat veel oosterse geheimzinnigheid in deze jas, die bijna
op haar knieën reikte. Ze droeg hem open, je zag een beige kniebroek die aan de
bovenkant door een okerkleurige sjerp werd opgehouden en aan de onderkant in
witte zijden kousen overging, die in zwarte lakschoenen staken. Boven de sjerp
droeg ze een met ruches versierde blouse van wit satijn die de brede opstaande
kraag van de jas met zijn eigen kraag opvulde. Ze had een stuk van de zachte
witte stof over de opstaande kraag getrokken en daar klemde ze met haar
wilskrachtige kin de viool op. En helemaal bovenaan: die brede steek van een
soortgelijke stof als de jas, maar met een zwaarder effect want de randen waren
afgezet met zwart fluweel.