Van gisteren kan ik onthouden dat op de trein een fantast me zeker een halfuur onderhield over zijn speurtocht naar ontbrekende en ondergeschoven gegevens die het mysterie van de Bende van Nijvel zouden kunnen oplossen en over de gouden tanden van Lumumba die ergens op de bodem van de zee voor de kust van Blankenberge zouden liggen, dat ik in Brussel een zo al transparante en te korte zomerjurk zag opwaaien tot boven de zone waar achterwerk en bovenbeen in elkaar overgaan, en dat ik zonlicht op de appartementsgebouwen ter hoogte van de Watersportbaan in Gent zag vallen, die daardoor fel wit afstaken tegen de donkergrijze wolkenmassa erachter.
Vandaag moet ik werken. Vanavond drinken we een glas op S.’s verjaardag.