Van gisteren wil ik de uitermate vriendelijke indruk onthouden die het nochtans als troosteloos aangeschreven La Louvière op me maakte, en wil ik mij ook herinneren dat we vlak na de Fête du Dragon in Mons belandden en dat we er in café Le Lion de Flandres aangeschoten Walen Le Tango du Congo zagen zingen. In mijn geheugen gegrift staat het weetje dat enkele jaren na de dood van Tal Coat, van wie we, ook in Mons, in de BAM een overzichtstentoonstelling zagen, liefst negenhonderd van zijn nog in zijn Bretoense huis bewaarde schilderijen in de vlammen opgingen.
Vandaag kan ik voor de middag doen wat ik wil. Deze namiddag moet ik voor mijn werk naar Brussel.