Van gisteren wil ik onthouden dat Rudy Kousbroek zegt dat De tijgerkat van Giuseppi Tomasi di Lampedusa ‘door velen [wordt] beschouwd als het meest grandioze boek van de vorige eeuw, zoniet van alle tijden’ en dat hij over La Chartreuse de Parme van Stendhal beweert dat het behoort tot ‘de top […] van alle fictie ter wereld’ (Opgespoorde wonderen, 372). Ik wil zeker ook de lezing onthouden die J. in een cirkelvormige ruimte hield over relikwieën. In diezelfde ruimte had ik met F. een memorabel gesprek. Met zijn kritiek op mijn uitlatingen over ‘de jeugd van tegenwoordig’ moet ik zeker rekening houden: hij, die al dertig jaar in het onderwijs staat, heeft met betrekking tot dat onderwerp meer recht van spreken. Ik zal mij misschien ook P.'s evocatie herinneren van zijn ergernis over de voortdurend gesloten Brugse ringvaartbruggen.
Vandaag heb ik een nagenoeg volledig vrije dag. Ik wil beginnen met de lectuur van Herta Müller en schrijven. Kort na de middag zie ik mijn broer en mijn zuster bij mijn moeder. Daarna is er een vernissage van de tentoonstelling Dieter De Lathauwer in 44 Gallery, met een toelichting van Karin Borghouts.