maandag 31 januari 2011

terugblik 59 (828/1000)


Vaak mag je in musea en op tentoonstellingen niet fotograferen. Als de maatregel met het beschermen van copyrights op de opgehangen werken te maken heeft, dan vind ik hem redelijk ridicuul. Alsof iemand zich in tijden van nooit geziene beeldproliferatie, bijvoorbeeld via Google Images, nog zou kunnen verrijken door fotografische opnamen van kunstwerken illegaal te verspreiden en alsof je voor een hoogwaardige reproductie niet een professionele opstelling met onder meer een aangepaste belichting en kleurkalibrering van doen zou hebben. Neen, het moet zijn dat men ervan uitgaat dat de meeste toestelbezitters de uitknop van hun flits niet weten staan en daarom maar meteen álle fotografie verbiedt. Het gevolg is wel dat serieuze fotografen een heel interessant biotoop wordt ontzegd. En met serieuze fotografen bedoel ik in dit geval zeker niet diegenen die vooral willen documenteren wat daar allemaal in dat museum wordt getoond om aan de thuiswacht te tonen wat ze zelf hebben gezien maar niet behoorlijk bekeken.

Op de overzichtstentoonstelling Paul Cézanne in Aix-en-Provence in de zomer van 2006 was fotograferen strikt verboden. Als het te doen was om het illegaal kopiëren van de tentoongestelde werken, was het een volstrekt overbodig verbod want het was er over de koppen lopen: de schilderijen en aquarellen van de meester van de diagonaal aangezette oranje, groene en bruine borstelstreek waren nauwelijks zichtbaar en behalve het kijkvee kon je daar eigenlijk niet veel vastleggen op ‘de gevoelige plaat’. En kijk, laat dit nu net de inhoud zijn van deze foto.

Opeens, tussen al dat gewemel en gewirwar door zag ik deze levensgrote foto van de man om wie het allemaal draaide. En ik drukte af. Vanuit de heup want het moest, omdat het dus niet mocht, onopvallend gebeuren. Het gevolg van deze manier van fotograferen, die ik nogal vaak beoefen, vaak ook op straat nu de mensen steeds nadrukkelijker geïrriteerd zijn vanwege het feit dat zowat iedereen naar de achterkant van zo’n digitaal cameraatje op het eind van zijn gestrekt voor zich uitgehouden arm staat te staren – het gevolg dus van deze manier van fotograferen is dat de cadrages niet altijd evenwichtig zijn, dat de horizonlijn niet altijd horizontaal is, en dat er wel al eens iemand of iets niet helemaal op staat. Deze nevenwerkingen kun je vaak nadelig noemen. Maar soms valt alles wél samen en vormt het schuins en tersluiks vastgelegde tafereel wel een beeld dat er mag zijn. En ten faveure van de fotograaf – wiens taak toch altijd méér is dan die druk op de knop, handeling die ook door het kleinste kind kan worden uitgevoerd – dient hier gezegd dat hij het onderwerp van zijn foto toch altijd moet gezíen hebben, en het liefst zeer snel, sneller dan om het even wie anders.

Dit zien en snél zien onderscheidt de fotograaf overigens van al wie met gestrekte arm enzovoort irriteert.

Hier is het resultaat uitermate gelukkig te noemen. Een oude man komt naar buiten met een stoel, kennelijk wil hij eens komen kijken naar al die gehypete drukte die voor zijn huis passeert. Wat is er aan de hand? Waar komen al die mensen voor? Waar komen zij naar kijken? Dat is niet meteen duidelijk: datgene waarnaar zij komen kijken blijft buiten beeld. Maar hém zien zij niet. Ik ben de enige die Cézanne opmerkt, hoe hij daar met zijn stoel, in zwart-wit en dus vanuit een andere tijd, in mijn blikveld opduikt. Er ontstaat tussen hem en mij een band; ik leg het verlangen vast om die man eens in betere omstandigheden te ontmoeten. Kunnen we niet iets afspreken? Hij zal toch nog wel een tweede stoel in huis hebben? Neem een stoel en zet u, lijkt die vriendelijke, oude, een beetje sjofele man mij te zeggen. Een uitnodigend gebaar, over de grenzen van tijd en ruimte heen.

Maar neen, het is te laat. Het gat tussen de mensen voor mij, dat het kader vormde waarin ik Cézanne heb gezien, sluit zich alweer. Ik moet meedrijven op de mensenstroom. Cézanne, ooit, en schijnbaar al even onverhoeds als nu door mij, door een andere fotograaf gevat, blijft achter. Op die foto aan de wand in zaal zoveel van deze massahappening. Maar ik heb hem toch ook mee. Hij bestaat op mijn manier op deze foto, die ik hier aan u toon.